Een bakkerij verkoopt grote en kleine taarten. De
grote taart kost 10 euro en de
kleine taart kost 6 euro. Voor een feest worden er 30 taarten besteld voor een totaalbedrag van 240 euro. Hoeveel kleine taarten zijn er besteld?
Stel x = aantal kleine taarten
dan is het aantal grote taarten =
30 - x
Vergelijking: 6 x + 10 . ( 30 - x ) = 240