Hoofdstuk 11 2D/3D

Hoofdstuk 11 2D/3D
1 / 37
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 11 2D/3D

Slide 1 - Slide

Planning
1. Uitleg hoofdstuk 11.1 en 11.2
2. Aan de slag met hoofdstuk 11.1 en 11.2
3. Uitleg hoofdstuk 11.3 en 11.4
4. Aan de slag met hoofdstuk 11.3 en 11.4

Slide 2 - Slide

Hoofdstuk 11.1 Figuren
• Je herkent de volgende 2D figuren: rechthoek, vierkant, driehoek, cirkel.
• Je herkent de volgende 3D figuren: balk, kubus, cilinder, piramide, kegel, bol.

Slide 3 - Slide

Vlakke figuren 
Cirkel

Vierkant
Rechthoek
Vlieger
Driehoek

Slide 4 - Drag question

Wat is het verschil tussen een vierkant en een rechthoek?

Slide 5 - Slide

Noem 3D figuren

Slide 6 - Mind map

Slide 7 - Slide

Balk
Piramide
cilinder

kegel
bol
kubus

Slide 8 - Drag question

Met wiskunde:
2D figuren                         vlakke figuren


3D figuren                          ruimtefiguren

Slide 9 - Slide

Figuren kunnen we indelen in vlakke figuren en ruimtefiguren.
Sleep de namen van de figuren naar de juiste plek.
Vlak figuur
Ruimtelijk figuur
Balk
Bol
Kubus
Piramide
Vierkant
Driehoek
Rechthoek

Slide 10 - Drag question

Hoofdstuk 11.2 Symbolen en begrippen
• Je (her)kent de volgende begrippen: rond, recht, midden, horizontaal, evenwijdig, haaks, diameter.

• Je (her)kent de volgende symbolen: rechte hoek, evenwijdig, loodrecht, haaks.

Slide 11 - Slide

Kijk hier goed na: 

Slide 12 - Slide

Zoek in de klas voorwerpen:
- waarvan je kunt aanwijzen dat het horizontaal is
- waarvan je kunt aanwijzen dat het verticaal is
- evenwijdig zijn
- een voorwerp die een diagonaal heeft
- een voorwerp waarvan je de straal en diameter weet
- en iets wat loodrecht op elkaar staat. 

Slide 13 - Slide

Aan de slag
Ga aan de slag in Smartrekenen met hoofdstuk 11.1 en 11.2
timer
1:00

Slide 14 - Slide

Hoofdstuk 11.3 Uitslagen
 - Je kunt de juiste uitslag bij een figuur kiezen.

- Je kunt bij een uitslag het bijbehorende figuur kiezen.

Slide 15 - Slide

Spel
Je krijgt zo een uitslag te zien met ruimtefiguren A, B, C en D. 

A = staan
B = zitten
C = springen
D= een rondje om je stoel heenlopen

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

A
B
C
D

Slide 19 - Slide

A
B
C
D

Slide 20 - Slide

A
B
C
D

Slide 21 - Slide

A
B
C
D

Slide 22 - Slide

Van welke uitslag kun je geen kubus vouwen?

Slide 23 - Slide

Hoofdstuk 11.4 4. Aanzichten en doorsneden
• Je kunt aangeven of een aanzicht een linker-, rechter-, zij of vooraanzicht is.

• Je kunt op een kaart aangeven vanuit welke positie een aanzicht is getekend.

• Je kunt de vorm van een doorsnede van een figuur benoemen.

Slide 24 - Slide

Hoofdstuk 11.4 4. Aanzichten en doorsneden

Slide 25 - Slide

Tekenen in tweetallen
Teken het:
- vooraanzicht
- linker en rechteraanzicht. 

Slide 26 - Slide

Vanaf welk punt is de foto gemaakt?

Slide 27 - Slide

Welk bovenaanzicht hoort bij dit plaatje?

Slide 28 - Slide

In het plaatje zie je van twee voorwerpen een doorsnede.

Slide 29 - Slide

Jannie snijdt een taart doormidden.
Welke vorm heeft de doorsnede?
A
cirkel
B
rechthoek
C
vierkant
D
driehoek

Slide 30 - Quiz

Harry zaagt een koperen buis
doormidden.
Welke vorm heeft de doorsnede
van de buis?
A
cirkel
B
rechthoek
C
vierkant
D
driehoek

Slide 31 - Quiz

Harry zaagt een koperen buis
doormidden.
Welke vorm heeft de doorsnede
van de buis?
A
cirkel
B
rechthoek
C
vierkant
D
driehoek

Slide 32 - Quiz

Aan de slag
Ga aan de slag in Smartrekenen met hoofdstuk 11
timer
1:00

Slide 33 - Slide

Ik ken de volgende 2D figuren: rechthoek, vierkant, driehoek, cirkel.
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Ik ken de volgende 3D figuren: balk, kubus, cilinder, piramide, kegel, bol.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

Ik kan de juiste uitslag bij een figuur kiezen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 36 - Poll

Ik kan op een kaart aangeven vanuit welke positie een aanzicht is getekend.
😒🙁😐🙂😃

Slide 37 - Poll