herhaling passe compose 15 oktober

C
1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

C

Slide 1 - Slide

Chapitre 5 - bron C - passé composé 

Slide 2 - Slide

Wat weten jullie over de voltooide tijd? Vul in wat in je opkomt

Slide 3 - Open question

Voltooide tijd =

Passé Composé




Ik heb gedanst = J'ai dansé

Slide 4 - Slide

Passé composé bestaat uit:

1. een vorm van AVOIR (=hebben)
   2. een voltooid deelwoord

Slide 5 - Slide

Geef de juiste vorm van AVOIR:
Nous .....…... parlé.
A
sommes
B
avons
C
ai
D
ont

Slide 6 - Quiz

Geef de juiste vorm van AVOIR:
Vanessa ...….... parlé
A
ai
B
as
C
a
D
avons

Slide 7 - Quiz

Je hebt dus het rijtje van AVOIR weer nodig!
Geef z.s.m. het rijtje van AVOIR.

Slide 8 - Open question

Het voltooid deelwoord/participe passé

Het voltooid deelwoord van een regelmatig werkwoord op 
-ER, eindigt altijd op " É "                zoals parlER --> parlÉ

 J'ai parlé (parler = praten)               = Ik heb gepraat 
 On a chanté (chanter = zingen)    = We hebben gezongen
Nous avons mangé (manger = eten) = Wij hebben gegeten                                  

Slide 9 - Slide

N'oublie pas: 
Passé composé bestaat ALTIJD uit een hulpwerkwoord ÈN een voltooid deelwoord!!!
Pas op! Hou altijd het hulpwerkwoord en het voltooid deelwoord bij elkaar! (net als in het Engels)
Bijvoorbeeld: Ik heb een hamburger gegeten = J'ai mangé un hamburger.

Slide 10 - Slide

Samenvatting:
Hulpwerkwoord + voltooid deelwoord
Het hulpwerkwoord is een vorm van AVOIR
DAN komt er een voltooid deelwoord!! 
Nous avons joué.
Wij hebben gespeeld.

Slide 11 - Slide

Regardez bien!!!

Slide 12 - Slide


Le chien a mangé une glace.
A
De hond eet een ijsje.
B
De hond at een ijsje.
C
De hond heeft een ijsje gegeten.
D
De hond had een hoed op.

Slide 13 - Quiz

Hij heeft gepraat
A
Il a parlé
B
Ils ont parlé
C
Elle a parlé
D
Nous avons parlé

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Video

De hond heeft gedanst
A
Le chien a danse
B
Le chien ont dansé
C
Le chien dansé
D
Le chien a dansé

Slide 16 - Quiz

Vertaal:
Vous avez dansé

Slide 17 - Open question

Ik heb in Groningen gewoond.
A
J'ai habite à Groningue.
B
J'ai habité à Groningue.
C
Je suis habité à Groningue.
D
Je suis habite à Groningue.

Slide 18 - Quiz

Hoe maak je een passé composé?

Slide 19 - Mind map

Geef aan of je zelfstandig verder kunt werken of dat je nog hulp nodig denkt te hebben. Vul in : ZELF of HULP

Slide 20 - Open question