MRN 3GT Les4 3.2/3

Pak even je spullen
schrift
rekenmachine
boek
pen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Pak even je spullen
schrift
rekenmachine
boek
pen

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Nog even oefenen met samengestelde rente.
  • Wat koopkracht is en hoe het daalt of stijgt?
  • Wat kredietkosten zijn en hoe je die berekent.
  • 12 vragen voor een lollie

Slide 2 - Slide

Opwarmertje
  • Maak de opgaven die ik uitdeel, als je dat nog niet had gedaan. Lever die bij mij in.
  • Maak daarna opgave 11 van pagina 76
  • Doe dit voor jezelf
  • Lees de tekst ONDER de opgave goed
  • Probeer met je buur of steek je hand op
  • Klaar? Doe iets voor jezelf.
timer
5:00

Slide 3 - Slide

koopkracht
Koopkracht
Koopkracht

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Koopkracht op je spaargeld
daalt -
stijgt +

Slide 6 - Slide

Opgaven over Lenen
  • Lees de tekst op pagina 79
  • Maak opgave 2, 4, 5, 6 en 7
  • Doe dit voor jezelf
  • Probeer met je buur en steek anders je hand op
  • SCHRIJF ALTIJD JE BEREKENING OP!
  • Klaar? Je mag iets voor jezelf doen
timer
20:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

€456 x 36 = €16.416
€16.416 - € 15.000

Slide 10 - Slide

€1.291 x 12 - € 15.000 = €15.492
€290 x 60 - € 15.000 = €17.400
Hoe langer, hoe meer kosten (rente)

Slide 11 - Slide

€ 219 x 12 - € 2.500 = € 128

€ 128 : € 2.500 x 100% = 5,12%

Slide 12 - Slide

Wat is een voorbeeld van een spaarmotief?
A
Het lenen van geld
B
Voor directe uitgaven
C
Voor onvoorziene uitgaven
D
Voor toekomstige aankopen

Slide 13 - Quiz

Wat zijn nog meer spaarmotieven?
A
Rente ontvangen
B
Toekomstige uitgaven dekken
C
Financiële zekerheid creëren
D
Directe consumptie verhogen

Slide 14 - Quiz

Wat zijn kenmerken van een spaardeposito?
A
Vast bedrag op een rekening
B
Direct opneembaar bedrag
C
Kredietlimiet bij bank
D
Vast rentepercentage voor termijn

Slide 15 - Quiz

Wat is rente?
A
Opbrengst op spaargeld
B
Belasting op sparen
C
Vergoeding voor geleend geld
D
Kosten van een lening

Slide 16 - Quiz

Wat betekent debetsaldo?
A
Negatief saldo op rekening
B
Geen saldo
C
Rentepercentage
D
Positief saldo op rekening

Slide 17 - Quiz

Wat is enkelvoudige rente?
A
Rente op rente
B
Rente op spaarrekening
C
Rente op lening
D
Rente op het oorspronkelijke bedrag

Slide 18 - Quiz

Wat is samengestelde rente?
A
Rente op rente
B
Rente op spaarrekening
C
Rente op lening
D
Rente op het oorspronkelijke bedrag

Slide 19 - Quiz

Wat is geen leenmotief
A
Een aankoop uitstellen
B
Tijdelijk tekort aan geld opvangen
C
Een aankoop vervroegen
D
Onverwachte uitgaven kunnen betalen

Slide 20 - Quiz

Waarom zou ik een spaardeposito kiezen in plaats van een spaarrekening?
A
Rente op rente
B
De rente is hoger
C
Je kunt er altijd bij
D
De rente is variabel

Slide 21 - Quiz

Hoe heet een lening voor de aankoop van een woning?
A
Een doorlopend krediet
B
Een hypothecaire lening
C
Een persoonlijke lening
D
Rood staan

Slide 22 - Quiz

Wat zijn kredietkosten?
A
De aflossing op je lening
B
De rente die je betaalt
C
Kosten die je naast de rente ook betaalt
D
Je maandelijkse betaling

Slide 23 - Quiz

Als je nu iets koopt en later betaalt, dan heet dat
A
Giraal betalen
B
Contactloos betalen
C
Sparen
D
Kopen op afbetaling

Slide 24 - Quiz

Tot slot...
Voordat we klaar zijn wil ik weten
of je het snapt. 
  • Je krijgt drie vragen
  • Maak deze voor jezelf
  • Lever bij mij in
  • ZET JE NAAM ERBOVEN

Slide 25 - Slide