What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Konjunktiv II
Zou-vorm
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Zou-vorm
Slide 1 - Slide
De zou-vorm (Konjunktiv)?
Drukt uit
:
alsof, wens
mogelijkheid
beleefdheid
NL: zou-vorm
Slide 2 - Slide
Konjunktiv?
Alsof, wens
Ich
wäre
so gern eine Prinzessin!
Mogelijkheid
Wenn es regnet,
könntest
du auch mit dem Bus fahren.
Beleefdheid
Ich
hätte
gern den Schnitzel, bitte.
NL
Ik
zou
zo graag een princes (willen) zijn!
NL
Wanneer het regent,
zou
je met de bus
kunnen
gaan.
NL
Ik
zou
graag de schnitzel (willen)
hebben
, alstublieft.
Slide 3 - Slide
Werkwoorden met Konjunktiv 2
hätten
(zou hebben)
Ik had graag een biertje. (beleefdheid; hadden)
Ich hätte gern ein Bier.
könnten
(zou kunnen)
Zou je even kunnen helpen? (beleefdheid, mogelijkheid; even)
Könntest du mal helfen?
wären
(zou zijn)
Hij doet alsof hij de baas is. (mogelijkheid; alsof)
Er tut so, als wäre er der Chef.
Meest gebruikt!
möchten
(zou willen)
Ik wil graag thee. (beleefdheid)
Ich möchte Tee.
Slide 4 - Slide
Werkwoorden met Konjunktiv 2
müssten
(zou moeten)
Het zou hier ergens moeten zijn. (mogelijkheid; zouden)
Es müsste hier irgendwo sein.
wüssten
(zou weten)
Zou u dat misschien weten ? (beleefdheid, mogelijkheid; misschien)
Wüssten Sie das vielleicht ?
alle andere werkwoorden
:
würden + ww
Zou u (willen) helpen? ->
Würden Sie bitte helfen?
Dat zou ik nooit doen. ->
Das würde ich nie machen.
Ik zou vandaag werken, maar... ->
Ich würde heute arbeiten, aber...
Slide 5 - Slide
haben / sein
stap: verleden tijd + Umlaut
sein
waren
ich war
du warst
er war
wir waren
ihr wart
sie/Sie waren
wären
ich wär
e
du wärst
er wär
e
wir wären
ihr wärt
sie/Sie wären
haben
hatten
ich hatte
du hattest
er hatte
wir hatten
ihr hattet
sie/Sie hatten
hätten
ich hätte
du hättest
er hätte
wir hätten
ihr hättet
sie/Sie hätten
Slide 6 - Slide
werden
stap: verleden tijd + Umlaut
werden
wurden
ich wurde
du wurdest
er wurde
wir wurden
ihr wurdet
sie/Sie wurden
würden
ich würde
du würdest
er würde
wir würden
ihr würdet
sie/Sie würden
Slide 7 - Slide
Modal Verben
verleden tijd + Umlaut (leer de vervoeging - zwart)
mogen
dürfen
ich dürf
te
du dürf
test
er dürf
te
wir dürf
ten
ihr dürf
tet
sie/Sie dürf
ten
kunnen
können
ich könn
te
du könn
test
er könn
te
wir könn
ten
ihr könn
tet
sie/Sie könn
ten
graag willen
mögen
ich möch
te
du möch
test
er möch
te
wir möch
ten
ihr möch
tet
sie/Sie möch
ten
Slide 8 - Slide
Modal Verben
verleden tijd + Umlaut (leer de vervoeging - zwart)
weten
wissen
ich wüss
te
du wüss
test
er wüss
te
wir wüss
ten
ihr wüss
tet
sie/Sie wüss
ten
moeten
müssen
ich müss
te
du müss
test
er müss
te
wir müss
ten
ihr müss
tet
sie/Sie müss
ten
Slide 9 - Slide
Modal Verben (uitzondering)
verleden tijd +
geen
Umlaut (leer de vervoeging)
moeten
sollen
ich soll
te
du soll
test
er soll
te
wir soll
ten
ihr soll
tet
sie/Sie soll
ten
willen
wollen
ich woll
te
du woll
test
er woll
te
wir woll
ten
ihr woll
tet
sie/Sie woll
ten
moeten = müssen/sollen
Toets:
Hoef je maar 1 vorm te kennen.
Beide vormen zijn goed.
Slide 10 - Slide
Leer de vervoegingen!
- Deze PowerPoint staat op Itslearning + afbeeldingen van de zou-vorm.
- Gebruik dit tijdens het leren.
Slide 11 - Slide
En nu jij!
Je krijgt 5
multiple choice
vragen.
Weet jij wanneer je de Konjunktiv 2 moet gebruiken?
uitleg
Slide 12 - Slide
Ach, wenn ich doch reich .....(sein)!
2/10
A
wärst
B
wäre
C
hätte
D
hättest
Slide 13 - Quiz
Er .....(haben) gern ein Kaffee!
2/10
A
wärst
B
wäre
C
hätte
D
hättest
Slide 14 - Quiz
... Sie bitte das Fenster schließen?
3/10
A
könntest
B
könnten
C
könnte
Slide 15 - Quiz
(Moeten) ..... du nicht auf Geburtstag?
4/10
A
solltest
B
sollten
C
müsstest
D
müsste
Slide 16 - Quiz
Wir ... (willen) morgen zum Konzert!
5/10
A
wollten
B
wollte
C
müssten
Slide 17 - Quiz
En nu jij!
Je moet 10x de Konjunktiv 2 invullen. Weet jij de juiste vormen al?
uitleg
Slide 18 - Slide
Du (moeten)..... zum Arzt gehen.
1/10
Slide 19 - Open question
(Kunnen)..... du mir das sagen?
2/10
Slide 20 - Open question
Das .....(sein) echt toll!
3/10
Slide 21 - Open question
.....(Worden) du dieses Buch lesen?
4/10
Slide 22 - Open question
Ich .....(weten) das sofort!
5/10
Slide 23 - Open question
Ich .....(sein) gern berühmt.
6/10
Slide 24 - Open question
Ihr .....(haben) gern ein Cola?
7/10
Slide 25 - Open question
Zou je wat zachter kunnen praten?
8/10
Slide 26 - Open question
.....(Mogen - dürfen) wir das sehen?
9/10
Slide 27 - Open question
Das .....(willen) ich gern sehen.
10/10
Slide 28 - Open question
Hausaufgaben
Schreibe alleine oder zu zweit 9 Sätze.
In deze 9 zinnen moeten minimaal 1 keer alle zou-vormen beschreven zijn.
Fertig? = Für den Test lernen.
Slide 29 - Slide
slotwoord
Slide 30 - Slide
More lessons like this
Konjunktiv II
March 2023
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Konjunktiv II
December 2023
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Konjunktiv II
October 2023
- Lesson with
36 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Modale hulpwerkwoorden verleden tijd en de voltooide tijd
June 2020
- Lesson with
38 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3,4
K2 - Grammatik B
November 2023
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Modalverben
November 2022
- Lesson with
39 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Woche 23 Modale hulpwerkwoorden verleden tijd en de voltooide tijd
April 2020
- Lesson with
42 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Konjunktiv II
April 2023
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4