6.3 Variatie in Genotypen

Terugblik!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Terugblik!

Slide 1 - Slide

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 2 - Quiz


Wat is juist?
A
1 celkern 2 genen
B
1 cel 2 chromosomen
C
3 DNA 4 gen
D
3 Chromosomen 4 DNA

Slide 3 - Quiz

Chromosomen komen alleen voor in geslachtscellen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Chantal heeft een hond. Een spiercel van deze hond bevat 78 chromosomen.
Hoeveel chromosomen heeft deze hond in een levercel?
A
39
B
78
C
156
D
36

Slide 5 - Quiz

Welke cellen hebben geen paren chromosomen maar enkele chromosomen in de celkern?
A
Geslachtscellen
B
Lichaamscellen

Slide 6 - Quiz

Hoeveel chromosomen hebben wij?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 7 - Quiz

Zet in de juiste volgorde van klein naar groot:
A
cel - chromosoom - DNA - gen
B
gen - chromosoom - DNA - cel
C
gen - chromosoom -cel - DNA
D
gen - DNA - chromosoom - cel

Slide 8 - Quiz

Waar bestaan chromosomen uit?
A
Celplasma
B
DNA

Slide 9 - Quiz

Uit welke stof bestaan chromosomen?
A
DNA
B
Genen
C
Mutaties
D
Draden

Slide 10 - Quiz

Het genotype van iemand ontstaat
A
bij de geboorte
B
bij de bevruchting
C
tijdens het leven
D
in de eicel

Slide 11 - Quiz

het fenotype van iemand ontstaat
A
bij de geboorte
B
bij de bevruchting
C
tijdens het leven
D
bij de bevruchting en tijdens het leven

Slide 12 - Quiz

Erfelijkheid en evolutie
basisstof 3 Variatie in Genotypen

Slide 13 - Slide

Doel van de les
4 Je kunt omschrijven dat door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
5 Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
In een lichaamscel komen chromosomen in paren voor. Een geslachtscel bevat enkelvoudige chromosomen. Welke dat zijn, hangt af van het toeval.

Slide 14 - Slide

Chromosomenparen & Genenparen
Je hebt chromosomen in paren. 1 van je vader en 1 van je moeder. 
Maar dus ook genenparen; 
Het gen van de vader en het gen van de moeder vormen samen een genenpaar.

Slide 15 - Slide

Genenpaar
Het gen van de vader en het gen van de moeder vormen samen het genenpaar. Ieder genenpaar is verantwoordelijk voor 1 erfelijke eigenschap. Bijvoorbeeld: oogkleur.

Slide 16 - Slide

Geslachtelijke voortplanting
Welk gen van een paar terechtkomt in een geslachtscel, hangt af van het toeval. Er zijn veel verschillende mogelijkheden.
Omdat er veel mogelijkheden zijn,
is er bij geslachtelijke voortplanting veel variatie in de genotypen van de nakomelingen. 

De fenotypen verschillen daardoor ook 
veel van elkaar.

Slide 17 - Slide

Dominante en recessieve eigenschappen
Dominant betekent de boventoon voeren of de baas zijn.
Een dominante eigenschap is in het fenotype altijd zichtbaar als deze in het genotype aanwezig is.
(een dominante eigenschap wordt met een HOOFDletter geschreven).
Dus bij een heterozygoot (twee verschillende genen). Zal je alleen de eigenschap van het dominante allel zien. 

Bijvoorbeeld: Sproetjes zijn dominant over geen sproetjes:
Het allel voor Sproetjes:'S',
Het allel voor geen sproetjes:'s'
Iemand die van zijn moeder de "S" heeft gekregen (dus sproetjes) en van zijn vader de 's' (dus geen sproetjes), zal sproetjes hebben. 

Slide 18 - Slide

Eigenschappen
  • Papa en mama zijn beide heterozygoot voor de eigenschap haarkleur.

  • Ze hebben beide donker haar, omdat het gen voor een donkere kleur dominant is (overheerst). Het gen voor rode kleur is recessief (wordt onderdrukt).

Slide 19 - Slide

Eigenschappen
  • Heb je twee dezelfde genen voor haarkleur? Dan ben je homozygoot voor de eigenschap haarkleur.

  • Heb je twee verschillende genen voor haarkleur? Dan ben je heterozygoot voor de eigenschap haarkleur.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

De twee chromosomen van een paar bestaan uit dezelfde genen. In de afbeelding  zie je dat aan de breedte van de gekleurde streepjes: die is gelijk. De informatie van de twee genen kan verschillen. Dat zie je  aan de kleur van de streepjes: die kan gelijk zijn of verschillend.

Slide 22 - Slide

Mutaties
  • Chromosomen bestaan uit DNA
  • DNA kan beschadigt raken bv bij celdeling of door straling
  • de informatie voor erfelijke eigenschappen kan veranderd zijn
  • Dit noemen we een mutatie
  • als een mutatie zichtbaar is in het fenotype noemen we zo een organisme een mutant

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Mutagene invloeden - mutageen

Slide 25 - Slide

Effect van Mutaties
Als deze mutaties in lichaamscellen voorkomen dan hebben ze alleen invloed op het organisme waarin de mutatie optreed
Als deze mutatie in geslachtcellen voorkomt dan zullen de nakomelingen de mutaties ook dragen. 

Slide 26 - Slide

Kanker
Mutaties die invloed hebben op celdeling. 
De cel gaat zich ongeremd delen. 
Er ontstaat een gezwel. 
Als deze kwaadaardig is kunnen kankercellen  in het bloed terecht komen - uitzaaien. 

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Aan het werk! Bio!
Wat? 6.3 Variatie in genotypen- opdrachten 1 t/m 10.
Opdracht 7 maak je in je boek of op papier 

Waar? In je online boek via SOM

Klaar? Test jezelf. 
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide