Spelling H1 en H3

Vandaag
Je weet wanneer je hoofdletters moet plaatsen en
je weet hoe en wanneer je leestekens  moet gebruiken.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vandaag
Je weet wanneer je hoofdletters moet plaatsen en
je weet hoe en wanneer je leestekens  moet gebruiken.

Slide 1 - Slide

Theorie
  1. Bekijk het filmpje over hoofdletters op de volgende dia.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:
- aan het begin van een zin
- bij namen
tussenvoegels schrijf je met een kleine letter als er een voornaam of voorletter aanwezig is: Esther van Zanten, E. van Zanten. Geen voornaam of voorletter? Dan eerste tussenvoegsel met hoofdletter: mevrouw Van Zanten, mevrouw Van der Zanten.
- Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.

Slide 4 - Slide

Hoofdletters
Geen hoofdletter krijgen de namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken.

Slide 5 - Slide

Welke zin is correct geschreven,
lettend op hoofdletters?
A
Woon jij in Den helder of in Schagen?
B
C
Woon jij in Den Helder of in Schagen?
D
Woon jij in Den helder of in Schagen?

Slide 6 - Quiz

'Waarom mogen leerlingen niet sms'en in de klas?' vragen de jonge sp'ers zich af.
A
Met hoofdletters: SP'ers
B
Met hoofdletters: Sms'en
C
Met hoofdletters: SMS'en en SP'ers
D
Met hoofdletters: Sp'ers

Slide 7 - Quiz

De punt
Zet je na een gewone zin..


Paulien gaat morgen naar Amsterdam. Ze gaat met de trein.

Slide 8 - Slide

Vraagteken en uitroepteken
- Een vraagteken zet je na een vraag. 

- Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk. 

Slide 9 - Slide

De komma (1)
  • Zet je voor verbindingswoorden:  bv. In deze zin gebruik je een komma, want er staat een verbindingswoord in de zin.

Andere verbindingswoorden zijn o.a. : maar, of, omdat, daardoor, enz. enz.
 waardoor, dat, dus, terwijl, zodat, totdat, nadat etc.

Slide 10 - Slide

De komma (2)
  •  Bij opsommingen:  bv.  Hier is een opsomming van mooie, grappige, lange, korte en moeilijke antwoorden.
  •  Tussen 2 persoonsvormen:  bv. Als komma's tussen persoonsvormen staan, begrijp je de zin beter. 

Slide 11 - Slide

Huiswerk nakijken
Blz. 34 en 35 opdr. 1 + 2

Slide 12 - Slide

Aan de slag:
M. van blz. 35 opdr.:
3 als je de stof lastig vindt;
4 als je meer uitdaging wil.

Over 10 minuten gaan we bespreken.

Slide 13 - Slide

Spelling H3
- Je kan meervouden die eindigen op -en correct spellen.

- Je kan meervouden van woorden die eindigen op -ee en -ie correct spellen. 

Slide 14 - Slide

Meervouden op -en
Een zelfstandig naamwoord kan in het meervoud eindigen op 
-en, bijvoorbeeld: hond --> honden.
Dit doe je op verschillende manieren, afhankelijk van het zelfstandig naamwoord.

Slide 15 - Slide

Meervouden op -en
Zo maak je meervouden op -en:
1) Zet -en achter het enkelvoud --> taart wordt taarten
Soms moet je ook nog wat extra's doen:
2) Verdubbel de laatste letter: vlag --> vlaggen
3) Laat een a, e, o of u weg --> jaar --> jaren
4) Verander een -f in een -v --> schijf --> schijven
5) Verander een -s in een -z --> huis --> huizen

Slide 16 - Slide

Meervouden op -ee of -ie
Een aantal regels:
1) Als het enkelvoud eindigt op -ee, maak je het meervoud met -ën --> idee --> ideeën 
2) Als het enkelvoud eindigt op -ie, maak je het meervoud met -ën of -n. Dit is afhankelijk van de klemtoon:
  • Als de klemtoon op -ie valt, dan voeg je -ën toe: theorie --> theorieën.
  • Als de klemtoon op een ander lettergreep valt, dan krijgt de laatste e een trema en voeg je alleen -n toe: olie --> oliën

Slide 17 - Slide

Aan de slag:
blz. 94 en 95:
M. opdr.  1 tm 3

Slide 18 - Slide