This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Vorige lessen:
- H1 Leestekens
- H3 Koppelteken en weglatingsstreepje
- H4 Tussenletters in samenstellingen
Slide 1 - Slide
H2D
Ga rustig zitten en leg je spullen op tafel.
Doe je jas uit en hang je jas over je stoel.
Slide 2 - Slide
apps.noordhoff.nl
Slide 3 - Link
apps.noordhoff.nl
Slide 4 - Link
Het huiswerk voor vandaag:
M. blz. 95 opdr. 3 + 4
L. theorie blz. 124
M. blz. 124 opdr. 1
Gaan we nu eerst nakijken.
Slide 5 - Slide
Hoofsdtuk 4
blz. 124
Tussenletters in samenstellingen
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Aan de slag
Huiswerk voor maandag 26 februari:
L. theorie blz. 124
M. opdr. 2 + 3
L. theorie blz. 154
M. opdr. 1 +2
Slide 14 - Slide
Spelling H5
Je weet wanneer je hoofdletters moet plaatsen en
je weet hoe en wanneer je aanhalingsstekens moet gebruiken.
Slide 15 - Slide
Hoofdletters
Je schrijft een hoofdletter:
- aan het begin van een zin. - bij namen
tussenvoegels schrijf je met een kleine letter als er een voornaam of voorletter aanwezig is: Esther van Zanten, E. van Zanten. Geen voornaam of voorletter? Dan eerste tussenvoegsel met hoofdletter: mevrouw Van Zanten, mevrouw Van der Zanten.
- Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.
Slide 16 - Slide
Hoofdletters
Geen hoofdletter krijgen de namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken.
Slide 17 - Slide
Vraagteken en uitroepteken
- Een vraagteken zet je na een vraag.
- Met een uitroepteken geef je een zin extra nadruk.
Slide 18 - Slide
De komma (1)
Zet je voor verbindingswoorden: bv. In deze zin gebruik je een komma, want er staat een verbindingswoord in de zin.
Andere verbindingswoorden zijn o.a. : maar, of, omdat, daardoor, enz. enz.
waardoor, dat, dus, terwijl, zodat, totdat, nadat etc.
Slide 19 - Slide
De komma (2)
Bij opsommingen: bv. Hier is een opsomming van mooie, grappige, lange, korte en moeilijke antwoorden.
Tussen 2 persoonsvormen: bv. Als komma's tussen persoonsvormenstaan, begrijp je de zin beter.
Slide 20 - Slide
puntkomma
Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook.
a. Iedereen is welkom op mijn verjaardag; ik hoop echter dat m'n neef Peter wegblijft.
a. Iedereen is welkom op mijn verjaardag. Ik hoop echter dat m'n neef Peter wegblijft.
b. Het vierde jaar ligt achter ons; 2007 is geschiedenis.
Slide 21 - Slide
Dubbele punt (1)
Opsomming
Deze foto heeft nogal wat kleuren: rood, groen, bruin, geel en oranje.
Conclusie
Daarom besluiten wij: verbied het jagen op ganzen.
Slide 22 - Slide
Dubbele punt (2)
Citaat
Net zoals Peter dat wel eens zei: "Da's een verrekt goed idee!"
Verklaring/reden
Een lama moet je niet uitdagen: dan spuugt hij misschien.
(Je kunt zo'n dubbele punt vervangen door komma + want
Slide 23 - Slide
Theorie (1): Aanhalingstekens
Een citaat:
Als je iemands woorden letterlijk weergeeft.
Loïs antwoordde: "Ik vond die film heel erg goed!"
'Ik ga vanavond vroeg naar bed', zei Anton.
Slide 24 - Slide
Theorie aanhalingstekens (2)
Bij titels
Bijvoorbeeld:
Olivier raadt mij aan om 'Wonder' van R.J. Palaco te lezen.
Slide 25 - Slide
Theorie aanhalingstekens (3)
Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis
Bijvoorbeeld:
Veel mensen hebben moeite met de spelling van het woord 'barbecue'.
Slide 26 - Slide
Staan de aanhalingstekens goed?
'Dat vind ik stom,' zei Marie.
A
goed
B
fout
Slide 27 - Quiz
'Waarmee kan ik u helpen?', vroeg de medewerkster. Goed of fout
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn fout geschreven.
Slide 28 - Quiz
De man fluisterde: "Ik kan niet meer." goed of fout?