Taaldorp is een lesvorm om de spreekvaardigheid van een vreemde taal te toetsen of te oefenen. In deze lesvorm wordt een buitenlands dorp nagebootst en voeren de deelnemers informele gesprekken. De bewoners worden gespeeld door moedertaalsprekers, docenten of oudere leerlingen. In het nagebootste dorp is bijvoorbeeld een restaurant, een politiebureau, een station of een toeristeninfo aanwezig, waar specifieke gespreksopdrachten moeten worden vervuld. Je krijgt een reisgidsje mee, waarin in steekwoorden staat wat je ongeveer moet zeggen bij elk onderdeel. Het is belangrijk dat je initiatief toont om te spreken en goed luistert en reageert op je gesprekspartner.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3
This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Sprachdorf
Taaldorp is een lesvorm om de spreekvaardigheid van een vreemde taal te toetsen of te oefenen. In deze lesvorm wordt een buitenlands dorp nagebootst en voeren de deelnemers informele gesprekken. De bewoners worden gespeeld door moedertaalsprekers, docenten of oudere leerlingen. In het nagebootste dorp is bijvoorbeeld een restaurant, een politiebureau, een station of een toeristeninfo aanwezig, waar specifieke gespreksopdrachten moeten worden vervuld. Je krijgt een reisgidsje mee, waarin in steekwoorden staat wat je ongeveer moet zeggen bij elk onderdeel. Het is belangrijk dat je initiatief toont om te spreken en goed luistert en reageert op je gesprekspartner.
Slide 1 - Slide
In der Polizeiwache (taaldorp)
Du lernst eine Anzeige von einem Diebstahl zu erstatten.
Du lernst die Fragen der Polizisten zu verstehen und zu beantworten.
Du lernst zu beschreiben, was passiert ist.
Du lernst das Aussehen des Täters zu beschreiben.
Slide 2 - Slide
Welche Fragewörter kennst du noch auf Deutsch? Noteer in je schrift...
Slide 3 - Mind map
Was ist ...?
A
passiert
B
gebürt
Slide 4 - Quiz
___ ist es passiert? - Im Zug
A
Wann
B
Woher
C
Wo
Slide 5 - Quiz
stehlen - stahl - ___
A
gestohlt
B
gestohlen
Slide 6 - Quiz
sehen - ___ - gesehen
A
seh
B
sah
Slide 7 - Quiz
Ich möchte eine Anzeige ___
A
tun
B
erstatten
Slide 8 - Quiz
Hiermit öffnet man eine Tür.
A
ein Schlüssel
B
ein Zeuge
Slide 9 - Quiz
Diese Person hat auch gesehen was passiert ist.
A
der Zeuge
B
die Versicherung
Slide 10 - Quiz
A
die Handzeichnung
B
die Unterschrift
Slide 11 - Quiz
Toen ik =
A
Tun ich
B
Als ich
Slide 12 - Quiz
Ich zat =
A
Ich sitzte
B
Ich saß
Slide 13 - Quiz
Met wie =
A
Mit wer
B
Mit wem
Slide 14 - Quiz
buchstabieren =
A
boeken
B
aangifte doen
C
spellen
Slide 15 - Quiz
Wortschatz
S. 41+42 im Hand-Out (oder S. 50+51 im Buch)
Übersetze (vertaal) die Sätze ins Niederländische.
Nächste Stunde kontrollieren wir in der Klasse.
Slide 16 - Slide
Ubersetze: Ik wilde betalen. (denk om leestekens en hoofdletters)
Slide 17 - Open question
Übersetze: Ik ben bereikbaar onder telefoonnumer ...
Slide 18 - Open question
tragen - ___ - getragen
A
trug
B
trüge
Slide 19 - Quiz
fahren - ___ - gefahren
A
fahrte
B
fuhr
Slide 20 - Quiz
Ein Formular ___
A
einfüllen
B
ausfüllen
Slide 21 - Quiz
Een half uur geleden.
A
Eine halbe Stunde gelitten.
B
Vor einer halben Stunde.
Slide 22 - Quiz
Anzeige schreiben
Dein Fahrrad ist gestohlen am Bahnhof von Köln.
Fülle das Formular auf S. 47+48 im Hand-Out (oder S. 53+54 im Buch) aus.
Denke an eine detaillierte Beschreibung von deinem Fahrrad (Farbe, Marke, Damenfahrrad oder Herrenfahhrad).