Grammaire II - Het bezittelijk voornaamwoord

Le 25 novembre 2020
Les phrases:
Schrijf op wat je begrijpt van de volgende zinnen.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Le 25 novembre 2020
Les phrases:
Schrijf op wat je begrijpt van de volgende zinnen.

Slide 1 - Slide

Tu as des frères et des soeurs?

Slide 2 - Mind map

J'ai un frère et deux soeurs.

Slide 3 - Mind map

Je vais chez elle.

Slide 4 - Mind map

Qu'est-ce que tu fais ce weekend?

Slide 5 - Mind map

Doel
Ik kan het bezit van iets aangeven in het Frans.

Slide 6 - Slide

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Het bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is.

Slide 7 - Slide

Geef hier een voorbeeld van een bezittelijk
voornaamwoord in het Nederlands.

Slide 8 - Mind map

Overzicht bezittelijk voornaamwoorden in het Nederlands
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie/uw
hun

Slide 9 - Slide

Verschil tussen het Frans en het Nederlands!
In het Frans past het bezittelijk voornaamwoord zich aan aan het zelfstandig naamwoord.
Bijvoorbeeld:
mon père = mijn vader
ma mère = mijn moeder
mes parents = mijn ouders

Slide 10 - Slide

Verschil tussen het Frans en het Nederlands
haar vader = son père
zijn moeder = sa mère
haar kinderen = ses enfants

Slide 11 - Slide

Mijn



Jouw

Mon (mannelijk enkelvoud)
Ma (vrouwelijk enkelvoud)
Mes (meervoud)


Ton (mannelijk enkelvoud)
Ta (vrouwelijk enkelvoud)
Tes (meervoud)

Slide 12 - Slide

Zijn



Haar

Son (mannelijk enkelvoud)
Sa (vrouwelijk enkelvoud)
Ses (meervoud)


Son (mannelijk enkelvoud)
Sa (vrouwelijk enkelvoud)
Ses (meervoud)

Slide 13 - Slide

Kijk naar de betekenis van de zin of het 'zijn' of 'haar' is
Voilà Adam avec son frère. 
Voila Lisa avec son frère.

Slide 14 - Slide

Attention!
Let op: ma, ta en sa veranderen in mon, ton en son voor een klinker of een stomme h.
Dus: 
C’est une adresse -> C’est son adresse (NIET: sa adresse)
C'est une histoire -> C'est ton histoire (NIET: sa histoire)
Mijn vriendin heet Marie - Mon amie s'appelle Marie 
                                                               (NIET: ma amie s'appelle Marie) 

Slide 15 - Slide

mijn nummer
A
ma numéro
B
mes numéro
C
mon numéro
D
ton numéro

Slide 16 - Quiz

jouw broer
A
ton frère
B
tes frère
C
ta frère
D
mon frère

Slide 17 - Quiz

zijn moeder
A
ses mères
B
son père
C
son mère
D
sa mère

Slide 18 - Quiz

zijn zus
A
ses soeurs
B
sa soeur
C
ton frère
D
ta soeur

Slide 19 - Quiz

haar ouders
A
ses parents
B
tes parents
C
mes parents
D
son parents

Slide 20 - Quiz

jouw ruzie
A
ma dispute
B
ta dispute
C
sa dispute
D
son dispute

Slide 21 - Quiz

mijn vriendin
A
ma amie
B
mon amie
C
mes amies
D
mes amis

Slide 22 - Quiz

grands-parents
métro
chance
mon
mes 
ta

Slide 23 - Drag question

problème
cousins
dispute
ma
ses
son

Slide 24 - Drag question

La fin!

Slide 25 - Slide