Aan het einde van deze les kan ik goed gebruikmaken van passé composé (met "être" en "avoir") en bezittelijke voornaamwoorden in het Frans, zowel praten als schrijven.
Le programme :
Herhaling Hfd 1
Blooket als er tijd is
Lundi 4 novembre
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
1HV1 Première leçon
Les objectifs :
Aan het einde van deze les kan ik goed gebruikmaken van passé composé (met "être" en "avoir") en bezittelijke voornaamwoorden in het Frans, zowel praten als schrijven.
Le programme :
Herhaling Hfd 1
Blooket als er tijd is
Lundi 4 novembre
Slide 1 - Slide
Hoe vorm je de passé composé met avoir in het frans?
Slide 2 - Mind map
Le passé composé
Slide 3 - Slide
Vous avez
Tu as
J'ai
Nous avons
Ik heb
Jullie hebben
Wij hebben
Jij hebt
Slide 4 - Drag question
Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord regarder Elle (regarder) ______ __________
A
est regardé
B
a regardée
C
a regardé
D
a regardi
Slide 5 - Quiz
Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord écouter ils (écouter) _____ _____________
A
sont écouté
B
ont écouté
C
ont écoutés
D
sont écoutés
Slide 6 - Quiz
Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord penser Tu (penser) _____ _____________
A
as pensé
B
est pensé
C
a pensé
D
ai pensé
Slide 7 - Quiz
Wat gebeurt als je "être" gebruikt in de passé composé?
Slide 8 - Open question
Vous êtes
Je suis
Nous sommes
Ils sont
Ik ben
Jullie zijn
Wij zijn
Zij zijn
Slide 9 - Drag question
Vul de zin in met het voltooid tegenwoordige tijd van Être : Samantha ______ (arriver) à la gare à 16h30.
Slide 10 - Open question
Vul de zin in met het voltooid tegenwoordige tijd van Être : Sam et Théo ______ (rester) à la maison.
Slide 11 - Open question
Wat zijn de onregelmatige vormen van "avoir", "être" en "faire" in de passé composé?
Slide 12 - Open question
Wat geeft een bezittelijk voornaamwoord aan?
Slide 13 - Open question
Als het zelfstandig naamwoord begint met een klinker of een stomme h, wat gebeurt dan?
Slide 14 - Open question
Dans _____ (jullie) famille, il y a des chats.
A
notre
B
votre
C
leur
D
ma
Slide 15 - Quiz
______ (jouw) enfants sont en vacances?
A
nos
B
mes
C
tes
D
vos
Slide 16 - Quiz
Où est ____ amie ?
A
ma
B
ton
C
ta
D
leur
Slide 17 - Quiz
Temps de travail individuel
Maak de oefen toets online via jouw online methode (chapitre 1 - oefentoets). Gebruik jouw oortjes/koptelefoon.