What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Passé composé
Leerdoelen
(1) "Ik kan de passé composé van werkwoorden op -er goed vervoegen"
(2) "Ik kan de passé composé van de werkwoorden
avoir
,
être
en
faire
goed vervoegen"
1 / 36
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
36 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Leerdoelen
(1) "Ik kan de passé composé van werkwoorden op -er goed vervoegen"
(2) "Ik kan de passé composé van de werkwoorden
avoir
,
être
en
faire
goed vervoegen"
Slide 1 - Slide
Prenez:
- votre livre GL en ligne/ version papier
- les stencils des verbes
- un stylo
Slide 2 - Slide
Welke zin staat in de passé composé?
A
Je vais écouter de la musique.
B
J'ai regardé la télé.
C
J'adore les frites.
D
Je veux manger une glace.
Slide 3 - Quiz
Wat betekent de zin "J'ai regardé la télé"?
Slide 4 - Open question
Wat is de passé composé-vorm van het werkwoord "changer"?
A
change
B
changes
C
changez
D
changé
Slide 5 - Quiz
Welk werkwoord heb je ALTIJD nodig bij het maken van een passé composé?
A
être
B
faire
C
avoir
D
aller
Slide 6 - Quiz
Il
a
trouvé un livre.
Nous
avons
écouté une chanson.
J'
ai
oublié mon livre.
Tu
as
fermé la porte?
Slide 7 - Slide
Noteer een zin in de passé composé
Slide 8 - Mind map
"Ik kan werkwoorden op - er juist vervoegen in de passé composé"
A
Ja
B
Nee
Slide 9 - Quiz
2 routes
A. "Ik kan werkwoorden op -er in de passé composé vervoegen" > groene route
B. "Ik kan werkwoorden op -er
nog niet goed
in de passé composé vervoegen > witte route
Slide 10 - Slide
Groene route
1. Vertaal in je werkwoordenschrift (cahier des verbes) de werkwoorden op pagina 5 naar het Nederlands.
2. Noteer op pagina 6 van twee verschillende werkwoorden de passé composé. Vergeet het hulpwerkwoord niet!
Slide 11 - Slide
Maak opdracht 16e (p. 33)
Slide 12 - Slide
Avoir - Être - Faire
AVOIR
ÊTRE
FAIRE
J'ai
eu
J'ai
été
J'ai
fait
Tu as
eu
Tu as
été
Tu as
fait
Il/Elle/On a
eu
Il/Elle/On a
été
Il/Elle/On a
fait
Nous avons
eu
Nous avons
été
Nous avons
fait
Vous avez
eu
Vous avez
été
Vous avez
fait
Ils/Elles ont
eu
Ils/Elles ont
été
Ils/Elles ont
fait
Slide 13 - Slide
Avoir
avoir = hebben eu = gehad
(
eu
is namelijk de passé composé-vorm van avoir)
Tu as eu = Jij hebt gehad
Vous avez eu = Jullie hebben gehad / U heeft gehad
Etc.
Slide 14 - Slide
Être
être = zijn été = geweest
(
été
is namelijk de passé composé-vorm van être)
J'ai été = Ik ben geweest
Nous avons été = Wij zijn geweest
Etc.
Slide 15 - Slide
Faire
faire = doen/maken fait = gemaakt/gedaan
(fait is namelijk het voltooid deelwoord van faire)
Il a fait. = Hij heeft gemaakt/gedaan.
Elles ont
fait du foot.
= Zij hebben gevoetbald. (want: het hele werkwoord is
faire
du foot
)
Etc.
Slide 16 - Slide
stencil des verbes
Herhal en vul weer nu het rijtje van de passé composé in van de werkwoorden avoir, être en faire
Slide 17 - Slide
Witte route
Slide 18 - Slide
Wat zijn werkwoorden op -er?
Slide 19 - Slide
Wat zijn werkwoorden op -er?
parl
er
, trouv
er
, chang
er
, écout
er
, travaill
er
, pens
er
, aim
er
, ador
er
, détest
er
, etc.
Slide 20 - Slide
Hoe maak je het voltooid deelwoord van de passé composé?
parler > parlé ( = gepraat)
trouver > trouvé (= gevonden)
écouter > écouté (= geluisterd)
penser > pensé (= gedacht)
MAAR... "Ik
heb
gepraat" en "Wij
hebben
geluisterd"
DUS: We hebben het werkwoord
hebben
(=
avoir
) nodig!
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Exemple
Ik heb gekeken = ?
Gekeken komt van kijken.
Kijken = regarder > regardé (= gekeken)
Ik heb = J'ai
J'ai regardé
Slide 23 - Slide
Wat is het voltooid deelwoord van de p.c.-vorm van "chercher"?
Slide 24 - Open question
Jij hebt gezongen = ?
(zingen = chanter)
Slide 25 - Open question
Avoir
avoir = hebben > eu = gehad
Tu as eu = Jij hebt gehad
Vous avez eu = Jullie hebben gehad / U heeft gehad
Etc.
Slide 26 - Slide
Wij hebben gehad =
A
Nous avons avoiré
B
Nous avons eu
Slide 27 - Quiz
Ik heb gehad = ?
Slide 28 - Open question
Être
être = zijn été = geweest
J'ai été = Ik ben geweest
Nous avons été = Wij zijn geweest
Etc.
Slide 29 - Slide
Jij bent geweest = ?
A
Tu as été
B
Tu es été
C
Tu as êtré
D
Tu es êtré
Slide 30 - Quiz
Isabelle is leraar geweest = ?
Slide 31 - Open question
Faire
faire = doen/maken fait = gemaakt/gedaan
Il a fait = Hij heeft gemaakt/gedaan
Elles ont
fait du foot
= Zij hebben gevoetbald (want: het hele werkwoord is
faire
du foot
)
Etc.
Slide 32 - Slide
U heeft getennist = ?
A
Vous avez fairé du tennis.
B
Vous avez tennissé.
C
Vous avez fait du tennis.
D
Vous êtes fait du tennis.
Slide 33 - Quiz
Zij heeft een tafel (une table) gemaakt = ?
Slide 34 - Open question
Ik kan de passé composé van werkwoorden op -er toepassen.
A
Ja
B
Nee
Slide 35 - Quiz
Ik kan de passé composé van avoir, être en faire toepassen.
A
Ja
B
Nee
Slide 36 - Quiz
More lessons like this
Passé composé
17 days ago
- Lesson with
29 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé
September 2020
- Lesson with
31 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé
November 2020
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé
October 2022
- Lesson with
20 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé
October 2020
- Lesson with
43 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Passé composé
September 2020
- Lesson with
46 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
3H un1 A1 t/m A3 met PC
September 2020
- Lesson with
47 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Passé composé
September 2020
- Lesson with
51 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3