H2_Lezen_Alinea's

Vandaag staat op het programma
  • Klimaatweek
  • Tekstverbanden
  • Werkblad
PAUZE 5 minuten
  • Herhaling stof voor de toets
  • Vragen?
  • Studeren toets/ werkblad


  

hoofd
leesstrategieën
vragen?
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Vandaag staat op het programma
  • Klimaatweek
  • Tekstverbanden
  • Werkblad
PAUZE 5 minuten
  • Herhaling stof voor de toets
  • Vragen?
  • Studeren toets/ werkblad


  

hoofd
leesstrategieën
vragen?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Ik vind deze manier van actie voeren de juiste manier om aandacht te vragen voor het klimaatprobleem.

Slide 6 - Poll

Slide 7 - Video

Klimaatakkoord Parijs
Het belangrijkste doel van het Klimaatakkoord is de CO2-uitstoot in 2030 met 49% verminderen vergeleken met 1990. In 2050 moet de uitstoot van broeikasgassen met 95% afgenomen zijn. Dit is nodig om de opwarming van de aarde niet verder te laten oplopen dan 1,5 ℃.

Slide 8 - Slide

Shell
De rechtbank Den Haag beveelt Royal Dutch Shell (RDS) om via het concernbeleid van de Shell-groep de CO2-uitstoot eind 2030 terug te brengen tot netto 45% ten opzichte van het niveau van 2019.26 mei 2021

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

De kledingindustrie stoot, op olie-industrie na, de meeste Co2 uit. De sector stoot in totaal meer dan 10% van de wereldwijde Co2 uit, daarbij is de sector de veroorzaker van de helft van het afvalwater probleem: voor de productie van één T-shirt en spijkerbroek samen, kun je 175 keer in bad.

Slide 13 - Slide

Wist je dat....
Je kunt bijna 40 kg CO2 per jaar besparen door 6 kledingstukken minder te kopen. Als iedere Nederlander dat zou doen scheelt het net zoveel CO2-uitstoot in een jaar als 85,000 keer met de auto rond de wereld! 

Slide 14 - Slide

Hoe vervuilend is een smartphone?

De productie van smartphones kost veel energie, veel meer dan het gebruik. Dat zorgt voor CO2-uitstoot, wat slecht is voor het klimaat. Daarom is het goed om lang met je mobiele telefoon te doen. Een kapot mobieltje kun je vaak prima laten repareren.

Slide 15 - Slide

Verlagen maximum snelheid
Het verlagen van de maximumsnelheid voor personenauto's naar 80 kilometer kan op langere termijn de CO2-emissies van transport verminderen met 30%. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Opsommend tekstverband
Mijn moeder wil groenten en fruit kopen. Verder brood en daarnaast wat broodbeleg en tot slot een paar toetjes.

Ten eerste vind ik het erg leuk om te vissen en ten tweede weet ik er veel van.

Slide 18 - Slide

Tegenstellend tekstverband
Mijn vader houdt niet van winkelen, maar mijn moeder vindt het heel erg leuk.

Mijn zus heeft niet echt last van de griep, mijn oma daarentegen is echt beroerd.

Slide 19 - Slide

Tekstverband tijd

Eerst deed ik mijn pyjama aan en vervolgens poetste ik mijn tanden. Daarna stapte ik in bed en uiteindelijk viel ik weer in slaap. 

Slide 20 - Slide

Tekstverband oorzaak/gevolg
Ik heb geen lunch meer, want ik heb mijn brood al opgegeten. 

Bij de bakker was het brood al uitverkocht. Daardoor moest ik naar de supermarkt om brood te halen. 

Slide 21 - Slide

Een alinea begint ALTIJD op een nieuwe regel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Alinea's
Een alinea bestaat uit meerdere zinnen die allemaal over hetzelfde onderwerp gaan.

Slide 23 - Slide

Waarom heb je alinea's?
A
Omdat iedere alinea over een ander deel van het onderwerp gaat
B
Omdat de tekst daardoor overzichtelijker wordt

Slide 24 - Quiz

Na een alinea heb je altijd een witregel?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Wat wordt er bedoeld als de eerste regel van een nieuwe alinea een stukje inspringt?

Slide 26 - Open question

Hoeveel alinea's zie je? En waar zie je dat de regel inspringt

Slide 27 - Slide

Hoeveel alinea's zijn dit?

Slide 28 - Slide

Hoe vind je het onderwerp van een tekst?

Slide 29 - Mind map

Waar of niet waar?
Een alinea begint altijd op een nieuwe regel
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Hoe ziet een alinea er meestal uit?
A
een paar woordjes
B
1000 woorden
C
een paar zinnen
D
3 pagina's

Slide 31 - Quiz

Waar of niet waar?
Een alinea gaat over een deel van het onderwerp
A
Waar
B
Niet waar

Slide 32 - Quiz

Eerste zin
De belangrijkste informatie staat vaak in de eerste zin van de alinea.

Slide 33 - Slide

Noem 4 kenmerken van een alinea?

Slide 34 - Open question

Uit welke delen is een tekst opgebouwd?

Slide 35 - Open question

Ik houd van gekookte aardappelen en ook van verse friet.
A
opsomming
B
tijd
C
oorzaak en gevolg
D
tegenstelling

Slide 36 - Quiz

Omdat de verdachte zichzelf tegensprak, raakte de rechter geïrriteerd.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijd
D
oorzaak en gevolg

Slide 37 - Quiz

Ik ga eerst naar school, dan ga ik huiswerk maken, daarna ga ik hockeyen en tenslotte ga ik nog televisie kijken.
A
opsomming
B
tijd
C
tegenstelling
D
oorzaak en gevolg

Slide 38 - Quiz

In het weekend heb ik een baantje, maar door de week heb ik daarvoor geen tijd. Wat is het tekstverband?
A
opsomming
B
tegenstelling
C
tijd
D
oorzaak en gevolg

Slide 39 - Quiz

Wat hoort in een samenvatting thuis?
A
onderwerp
B
alinea's
C
bijzaken
D
inleiding

Slide 40 - Quiz

Hoofdzaken van een tekst zijn:
A
feiten
B
extra uitleg
C
voorbeelden
D
jaartallen

Slide 41 - Quiz

Waneer lees je een tekst studerend?
A
Als je informatie nodig hebt om iets uit te voeren
B
Als je een samenvatting moet maken
C
Als je een verhaal leest
D
Als je voor een toets leert of de tekst wilt onthouden

Slide 42 - Quiz

Waar vind je de hoofdgedachte van een tekst?
A
titel
B
ondertitel
C
inleiding of slot

Slide 43 - Quiz

Wat is de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 44 - Open question

Waar vind je meestal het onderwerp van een tekst?
A
In de titel of ondertitel van een tekst
B
In de inleiding of het slot van de tekst

Slide 45 - Quiz

Wat zijn tussenkopjes?

Slide 46 - Open question

In de kern van de tekst zijn de letters vaak dikker of groter dan de letters va de rest van de tekst
A
waar
B
niet waar

Slide 47 - Quiz

Wanneer lees je globaal?
A
Als je snel wilt weten waar de tekst over gaat
B
Als je een verhaal leest
C
Als je een samenvatting van een tekst moet maken
D
Als je de informatie nodig hebt om iets uit te voeren

Slide 48 - Quiz

In welke 5 stappen lees ik de tekst globaal?

Slide 49 - Open question

Vergeet je pen niet mee te nemen naar de toets!!!!!

Slide 50 - Slide