les 11 thema 5 hv1a (ma 20 feb)

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je laptop opstarten en inloggen bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeld naar mij.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00
1 / 35
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom
Mobiel uitzetten en in de tas doen.
Rustig op je eigen plek gaan zitten.
Je laptop opstarten en inloggen bij lessonup.
Daarna je laptop omdraaien met het beeld naar mij.
Als de timer op 0 staat start de uitleg en zit je klaar.

timer
1:00

Slide 1 - Slide

Deze les
Terugblik doelen vorige week.   
Uitleg nieuwe doelen.   
Opdrachten maken.   
Afsluiten; wat heb je deze les geleerd? 

Slide 2 - Slide

Welke vragen waren lastig?
B 5 + 8 zintuigen  Huiswerk gemaakt?

Welke vragen waren "lastig"?
We bespreken van B5 vraag 4, 6 en 9 en van B8 vraag 2 en 5 en leren onderzoeken (3) klassikaal.

Problemen met de andere vragen 
Dan help ik je individueel tijdens het maken van de opdrachten.



Slide 3 - Slide

DECIBEL
zegt iets over:
A
gehoorschade
B
geluidssterkte
C
gehoorapparaat
D
audicien

Slide 4 - Quiz

Kan gehoorschade genezen?
A
Ja
B
nee
C
ja, maar het duurt heel lang

Slide 5 - Quiz

Vanaf hoeveel decibel kun je gehoorschade oplopen?
A
60
B
80
C
100
D
120

Slide 6 - Quiz

Welk onderdeel van het gehoororgaan is meestal beschadigd bij gehoorschade?
A
De cellen in je gehoorgang
B
De trilhaarcellen in het slakkenhuis
C
Het middenoor
D
De oorschelp

Slide 7 - Quiz


John en Felix staan ver van het podium en krijgen 85 dB over zich heen. Ze gaan flink uit hun dak en dansen veel. Daardoor raken ze veel energie kwijt. Na drie uur gaan ze terug naar huis.
Hoe groot is de kans op gehoorschade voor de jongens?
A
zeer groot
B
aanzienlijk
C
klein

Slide 8 - Quiz

De leerdoelen voor deze week.
-Je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven.
-Je kunt de werking van adrenaline, glucagon en insuline benoemen.

-Alle leerdoelen van thema 5 van de afgelopen weken

Slide 9 - Slide

-Je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven. 
Terugkoppeling: zorgen door "bijsturing" dat iets ongeveer dezelfde waarde blijft houden.
Denk maar aan de thermostaat bij een verwarming.

Bij biologie zien we dat bij regeling van het glucose gehalte in het bloed. 
Dat gaat met hormonen en niet via zenuwen.

Slide 10 - Slide

 het hormoonstelsel

Slide 11 - Slide

HORMONEN

Stofjes die worden gemaakt in een hormoonklier.
Ze worden afgegegeven aan het bloed.
Komen via het bloed langs alle organen maar werken alleen op de organen die daar gevoelig voor zijn.


Regelen langzame en langdurige processen.


Bijvoorbeeld: stofwisseling, voortplanting, groei en ontwikkeling 

Slide 12 - Slide

Niet alle cellen reageren op alle hormonen

Slide 13 - Slide

Eilandjes van Langerhans, liggen in de alvleesklier.
Maken twee hormonen.
Hormoon 1
Insuline
Hormoon 2
Glucagon

Slide 14 - Slide

insuline
  • Als je teveel glucose in je bloed hebt wordt insuline afgegeven. 
  • Insuline zorgt ervoor dat glucose als glycogeen wordt opgeslagen in de spieren en lever. Dit wordt dan bewaard voor later.
  • De hoeveelheid suiker (glucose) in je bloed is nu lager!
             glucose => glycogeen

Slide 15 - Slide

glucagon
  • Als je te weinig glucose in je bloed hebt wordter glucagon afgegeven.
  • Glucagon zorgt ervoor dat glycogeen wordt omgezet in glucose.
  • De hoeveelheid suiker in je bloed wordt hoger.
          glycogeen => glucose

Slide 16 - Slide

suiker gehalte in het bloed wordt lager
glucose gehalte in het bloed wordt hoger
Insuline. Maakt van glucose: glycogeen. Het suiker gehalte in het bloed wordt lager
eilandjes van Langerhans in de alvleesklier
glucagon
Maakt van g;ycogeen weer glucose => suiker gehalte wordt hoger
lever
glucose
glycogeen

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Diabetes of suikerziekte
  • Eilandjes van Langerhans produceren te weinig insuline
  • Glucosegehalte blijft daardoor boven 0,1%
  • Bij diabetes 1 verschrompelen de eilandjes van Langerhans, ze maken geen insuline meer. 
  • Bij diabetes 2 werkt insuline niet meer goed (vroeger ouderdoms diabetes, nu ook steeds vaker bij jongeren met overgewicht).
  • Insuline moet op andere manier in lichaam komen.

Slide 19 - Slide

Adrenaline
  • Ook adrenaline heeft invloed op de glucosegehalte in het bloed.

  • Adrenaline wordt gemaakt in de bijnieren.

  • Wanneer komt adrenaline vrij?

Slide 20 - Slide

Bijnieren
  • Maken het hormoon adrenaline.
  • Adrenaline zet glycogeen om in glucose.
  • Adrenaline is het enige hormoon met een snelle, kortdurende werking.

Slide 21 - Slide

adrenaline
Ook wel stress en  vlucht of vecht hormoon genoemd.
  • Meer suiker in je bloed. (Net als glucogon maar dan sneller)
  • Je gaat ook sneller ademen, hart gaat sneller kloppen.
  • Je bloedvaten in je spieren en hersenen verwijden zich.
  • Organen die niet belangrijk zijn voor snelle reacties die worden geremd, bijvoorbeeld het verteringsstelsel.

Slide 22 - Slide

timer
10:00
Leerdoelen:
-Je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven.
-Je kunt de werking van adrenaline, glucagon en insuline benoemen.

-Alle leerdoelen van thema 5 van de afgelopen weken.
Kun je bereiken door:
-Te lezen/bestuderen de tekst van basisstof 6, de samenhang en afsluiting.
-Te maken: B6 (5.6), de samenhang en de afsluiting.
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.   
-Je kennis van de leerdoelen te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
-Vragen te stellen als iets nog niet duidelijk is; als je iets nog niet snapt.
     Na afloop nog een paar (9) vragen via lessonup.

Slide 23 - Slide

Afsluiting.
Alles van thema 5 wat nog niet af is moet voor zondag 20.00 uur af zijn.

Extra uitleg nodig?

Gebruik dan de volgende links en/of kijk de oude lessonup-lessen nog een keer.


Slide 24 - Slide

1. Het hormoonstelsel regelt processen in het lichaam door hormonen af te geven

2. Het zenuwstelsel regelt processen in het lichaam door impulsen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 26 - Quiz

Waarom werkt een hormoon alleen op één orgaan terwijl het overal in het bloed is?
A
Alleen bepaalde organen zijn gevoelig voor het hormoon.
B
Omdat hormonen meestal niet ver van de hormoonklier werken.
C
Omdat hormonen niet bij alle organen kunnen komen.

Slide 27 - Quiz

Welk hormoon veroorzaakt de verandering van glucosegehalte tussen t1 en t2?
A
Insuline
B
Glucagon
C
Glycogeen
D
Adrenaline

Slide 28 - Quiz


Wat is de functie van hormonen?
A
Hormonen verwerken de impulsen die afkomstig zijn van spiercellen
B
Hormonen zorgen voor het voedsel van het hormoonstelsel
C
Hormonen zorgen voor snelle reacties op prikkels
D
Hormonen regelen de werking van weefsels en organen die er gevoelig voor zijn.

Slide 29 - Quiz

Als de glucoseconcentratie in je bloed te laag is, wordt....
A
minder glucagon afgegeven en minder insuline afgegeven
B
meer glucagon afgegeven en minder insuline afgegeven
C
minder glucagon afgegeven en meer insuline afgegeven
D
meer glucagon afgegeven en meer insuline afgegeven

Slide 30 - Quiz

Welke stoffen worden gemaakt in de Eilandjes van Langerhans die de bloedsuikerspiegel regelen?
A
Glycogeen en glucagon
B
Insuline en glycogeen
C
Insuline en glucagon
D
Insuline en glucose

Slide 31 - Quiz

Welke invloed heeft insuline op het glucosegehalte van het bloed?
A
door insuline daalt het glucosegehalte in het bloed
B
door insuline stijgt het glucosegehalte in het bloed

Slide 32 - Quiz

Adrenaline wordt gemaakt in
A
alvleesklier
B
schildklier
C
hypofyse
D
bijnieren

Slide 33 - Quiz

Laatste vraag:
Als het glucosegehalte te laag wordt, gebruikt ons lichaam een reserve stof. hoe heet deze stof?
A
Glucose
B
Glucagon
C
Glycogeen
D
Adrenaline

Slide 34 - Quiz


In je agenda gezet wat je gaat of moet doen?
  

Pak dan je tas in en wacht nog even rustig op je eigen plek tot het tijd is.


Laat je plek netjes achter, schuif je stoel aan en vergeet je mobiel niet.

Slide 35 - Slide