Welke vragen waren "lastig"? We bespreken van B5 vraag 4, 6 en 9 en van B8 vraag 2 en 5 en leren onderzoeken (3) klassikaal.
Problemen met de andere vragen
Dan help ik je individueel tijdens het maken van de opdrachten.
Slide 3 - Slide
DECIBEL zegt iets over:
A
gehoorschade
B
geluidssterkte
C
gehoorapparaat
D
audicien
Slide 4 - Quiz
Kan gehoorschade genezen?
A
Ja
B
nee
C
ja, maar het duurt heel lang
Slide 5 - Quiz
Vanaf hoeveel decibel kun je gehoorschade oplopen?
A
60
B
80
C
100
D
120
Slide 6 - Quiz
Welk onderdeel van het gehoororgaan is meestal beschadigd bij gehoorschade?
A
De cellen in je gehoorgang
B
De trilhaarcellen in het slakkenhuis
C
Het middenoor
D
De oorschelp
Slide 7 - Quiz
John en Felix staan ver van het podium en krijgen 85 dB over zich heen. Ze gaan flink uit hun dak en dansen veel. Daardoor raken ze veel energie kwijt. Na drie uur gaan ze terug naar huis. Hoe groot is de kans op gehoorschade voor de jongens?
A
zeer groot
B
aanzienlijk
C
klein
Slide 8 - Quiz
De leerdoelen voor deze week.
-Je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven.
-Je kunt de werking van adrenaline, glucagon en insuline benoemen.
-Alle leerdoelen van thema 5 van de afgelopen weken
Slide 9 - Slide
-Je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven.
Terugkoppeling: zorgen door "bijsturing" dat iets ongeveer dezelfde waarde blijft houden.
Denk maar aan de thermostaat bij een verwarming.
Bij biologie zien we dat bij regeling van het glucose gehalte in het bloed. Dat gaat met hormonen en niet via zenuwen.
Slide 10 - Slide
het hormoonstelsel
Slide 11 - Slide
HORMONEN
Stofjes die worden gemaakt in een hormoonklier. Ze worden afgegegeven aan het bloed. Komen via het bloed langs alle organen maar werken alleen op de organen die daar gevoelig voor zijn.
Regelen langzame en langdurige processen.
Bijvoorbeeld: stofwisseling, voortplanting, groei en ontwikkeling
Slide 12 - Slide
Niet alle cellen reageren op alle hormonen
Slide 13 - Slide
Eilandjes van Langerhans, liggen in de alvleesklier.
Maken twee hormonen.
Hormoon 1
Insuline
Hormoon 2
Glucagon
Slide 14 - Slide
insuline
Als je teveel glucose in je bloed hebt wordt insuline afgegeven.
Insuline zorgt ervoor dat glucose als glycogeen wordt opgeslagen in de spieren en lever. Dit wordt dan bewaard voor later.
De hoeveelheid suiker (glucose) in je bloed is nu lager!
glucose => glycogeen
Slide 15 - Slide
glucagon
Als je te weinig glucose in je bloed hebt wordter glucagon afgegeven.
Glucagon zorgt ervoor dat glycogeen wordt omgezet in glucose.
De hoeveelheid suiker in je bloed wordt hoger.
glycogeen => glucose
Slide 16 - Slide
suiker gehalte in het bloed wordt lager
glucose gehalte in het bloed wordt hoger
Insuline. Maakt van glucose: glycogeen. Het suiker gehalte in het bloed wordt lager
eilandjes van Langerhans in de alvleesklier
glucagon
Maakt van g;ycogeen weer glucose => suiker gehalte wordt hoger
lever
glucose
glycogeen
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Diabetes of suikerziekte
Eilandjes van Langerhans produceren te weinig insuline
Glucosegehalte blijft daardoor boven 0,1%
Bij diabetes 1 verschrompelen de eilandjes van Langerhans, ze maken geen insuline meer.
Bij diabetes 2 werkt insuline niet meer goed (vroeger ouderdoms diabetes, nu ook steeds vaker bij jongeren met overgewicht).
Insuline moet op andere manier in lichaam komen.
Slide 19 - Slide
Adrenaline
Ook adrenaline heeft invloed op de glucosegehalte in het bloed.
Adrenaline wordt gemaakt in de bijnieren.
Wanneer komt adrenaline vrij?
Slide 20 - Slide
Bijnieren
Maken het hormoon adrenaline.
Adrenaline zet glycogeen om in glucose.
Adrenaline is het enige hormoon met een snelle, kortdurende werking.
Slide 21 - Slide
adrenaline
Ook wel stress en vlucht of vecht hormoon genoemd.
Meer suiker in je bloed. (Net als glucogon maar dan sneller)
Je gaat ook sneller ademen, hart gaat sneller kloppen.
Je bloedvaten in je spieren en hersenen verwijden zich.
Organen die niet belangrijk zijn voor snelle reacties die worden geremd, bijvoorbeeld het verteringsstelsel.
Slide 22 - Slide
timer
10:00
Leerdoelen:
-Je kunt benoemen wat terugkoppeling is en hiervan voorbeelden geven.
-Je kunt de werking van adrenaline, glucagon en insuline benoemen.
-Alle leerdoelen van thema 5 van de afgelopen weken.
Kun je bereiken door:
-Te lezen/bestuderen de tekst van basisstof 6, de samenhang en afsluiting.
-Te maken: B6 (5.6), de samenhang en de afsluiting.
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.
-Je kennis van de leerdoelen te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
-Vragen te stellen als iets nog niet duidelijk is; als je iets nog niet snapt.
Na afloop nog een paar (9) vragen via lessonup.
Slide 23 - Slide
Afsluiting.
Alles van thema 5 wat nog niet af is moet voor zondag 20.00 uur af zijn.
Extra uitleg nodig?
Gebruik dan de volgende links en/of kijk de oude lessonup-lessen nog een keer.