This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Los verbos regulares
De regelmatige werkwoorden
Slide 1 - Slide
Ga en silencio op je plek zitten.
Cierra tu portátil.
La clase is begonnen.
¡Bienvenidos a la clase de español!
Slide 2 - Slide
¡silencio, por favor!
Slide 3 - Slide
¡Regalitos del universo!
Escribe tu mensaje en español en tu libreta.
Busca la traducción en Google Translate.
Slide 4 - Slide
Los verbos regulares
De regelmatige werkwoorden
Slide 5 - Slide
- die eindigen op -ar, zoals:
- hablar (spreken / praten)
- bailar (dansen)
- die eindigen op -er, zoals:
- leer (lezen)
- comer (eten)
- die eindigen op -ir, zoals:
- vivir (leven / wonen)
- escribir (schrijven)
Er zijn drie soorten werkwoorden in het Spaans:
Hoe vervoegen we deze werkwoorden?
spreken = ik spreek, jij spreekt
hablar = yo hablo, tú hablas
Slide 6 - Slide
STAM + UITGANG
Let op de klemtoon!
In de tegenwoordige tijd valt de klemtoon altijd op de stam, behalve bij de eerste en tweede persoon meervoud (nosotros en vosotros). Dan valt het op de eerste klinker van de uitgang.
Tegenwoordige tijd
Slide 7 - Slide
-ar
-er
-ir
yo
-o
-o
-o
tú
-as
-es
-es
él / ella / usted
-a
-e
-e
nosotros/as
-amos
-emos
-imos
vosotros/as
-áis
-éis
-ís
ellos/as / ustedes
-an
-en
-en
persoonlijk voornaamwoord
Weetje: Het persoonlijk voornaamwoord 'u' drukte oorspronkelijk een derde persoon uit: 'u heeft'. Maar tegenwoordig wordt 'u' veelal als tweede persoon enkelvoud aangevoeld (net als 'jij') en dan is het 'u hebt'.
Slide 8 - Slide
In het Spaans wordt de persoonlijk voornaamwoord meestal niet gebruikt. Alleen als je deze wil benadrukken.