This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Los verbos regulares
De regelmatige werkwoorden
Slide 1 - Slide
¡Bienvenidos a la clase de español!
- Wat heb je nodig?
- Heb je alles bij je?
- Weet je het zeker?
- Ga en silencio op je plek zitten.
Slide 2 - Slide
¡silencio, por favor!
Slide 3 - Slide
Los verbos regulares
De regelmatige werkwoorden
Slide 4 - Slide
- die eindigen op -ar, zoals:
- hablar (spreken / praten)
- bailar (dansen)
- die eindigen op -er, zoals:
- leer (lezen)
- comer (eten)
- die eindigen op -ir, zoals:
- vivir (leven / wonen)
- escribir (schrijven)
Er zijn drie soorten werkwoorden in het Spaans:
Hoe vervoegen we deze werkwoorden?
spreken = ik spreek, jij spreekt
hablar = yo hablo, tú hablas
Slide 5 - Slide
STAM + UITGANG
Let op de klemtoon!
In de tegenwoordige tijd valt de klemtoon altijd op de stam, behalve bij de eerste en tweede persoon meervoud (nosotros en vosotros). Dan valt het op de eerste klinker van de uitgang.
Tegenwoordige tijd
Slide 6 - Slide
-ar
-er
-ir
yo
-o
-o
-o
tú
-as
-es
-es
él / ella / usted
-a
-e
-e
nosotros/as
-amos
-emos
-imos
vosotros/as
-áis
-éis
-ís
ellos/as / ustedes
-an
-en
-en
persoonlijk voornaamwoord
Weetje: Het persoonlijk voornaamwoord 'u' drukte oorspronkelijk een derde persoon uit: 'u heeft'. Maar tegenwoordig wordt 'u' veelal als tweede persoon enkelvoud aangevoeld (net als 'jij') en dan is het 'u hebt'.
Slide 7 - Slide
In het Spaans wordt de persoonlijk voornaamwoord meestal niet gebruikt. Alleen als je deze wil benadrukken.