Parler Unité 2 (5 février)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Bonjour !

C'est jeudi, 19 janvier

Bonjour !

• Objectif : Je kunt in het Frans wat vertellen over je familie en vrienden.
  
  
• Devoirs
• exercice 22

Le but du jour:

Je gaat vandaag over je familie en vrienden vertellen, vragen stellen en beantwoorden

Menu du jour:

1.  Apprendre 6 + 7 ; wie weet het antwoord ?

2. Nakijken les devoirs (exercice 21)

3. Zelfstandige opdracht

4. Parler : exercice 22 + 23, in duo’s, ook voor de klas !

5. Les devoirs

Bonjour !

• Objectif : Je kunt in het Frans wat vertellen over je familie en vrienden.
  
  
• Devoirs
• exercice 22

Une question..... ?

Les devoirs ?

• Ik loop rond om huiswerk te controleren
  
  
• Jullie checken in duo's exercice 21

Exercice:

Schrijf twee zinnen over je familie of vrienden

vb :  Ma cousine est sympa

Attention:

1.  gebruik het werkwoord être: weten jullie nog? Zie page 37.

2. gebruik een bezittelijk voornaamwoord. Zie page 70

3. gebruik de geleerde woordjes. Zie page 68-70

4. gebruik minimaal 4 woorden

Prêt? Deel met je buur. Kloppen de zinnen? Kies samen de mooiste uit en deel met de klas.

Exercice 22

• 22A: Jullie gaan jullie klasgenoten/vrienden aan elkaar omschrijven. Gebruik ook het voorbeeldgesprek.
  
  We gaan eerst het voorbeeld uitspreken. 

Exercice 22

• 22B: Qui est-ce ?
  Je ziet de familie van Nathalie (en Filou). Kies een persoon uit de familie, en omschrijf hem/haar. De ander raadt wie je bedoelt.
  
  Bijvoorbeeld: C'est la mère de Sara. Qui est-ce?
  C'est...

Attention:

Aan het einde van de les nodig ik een aantal leerlingen uit om de opdracht voor te doen 

(voor de klas)

Au travail !

Quoi? - Eerst 22A; - Daarna 22B.	Avec qui? In tweetallen.	Aide? Als je hulp nodig hebt, steek je hand op. Ik loop rond.
Combien de temps?	But? Oefenen met omschrijven van je familie/vrienden.	Prêt? - Ga verder met exercice 23.

22AB

• 22A: ik vraag 2 duo's om hun dialoog voor te doen.
  
  
• 22B: ik vraag 2 mensen om een persoon uit de stamboom te omschrijven; de rest raadt wie er bedoelt wordt.

Les devoirs

...Écrire (schrijven)!

Volgende week ben ik afwezig, maar jullie gaan wel lekker aan de slag:

• Faire exercices 24 t/m 28 (pages 65 & 66)
• Lire : apprendre 8 & 9
•  Réviser: apprendre 5 & 6 & 7