This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Deze les:
Herhaling
Uitleg bijvoeglijk nw
Aan de slag!
Afsluitende quiz
Slide 1 - Slide
Ik (branden) mijn vingers. pv vt
Slide 2 - Open question
Wat gebeur...... (PV tt) hier allemaal?
Slide 3 - Open question
Voltooid deelwoord? reizen
Slide 4 - Open question
Waar staan de hoofdletters en leestekens goed?
A
"Denk je dat hij nog komt" Vroeg Alicia.
B
"Denk je dat nog komt? vroeg Alicia.
C
"Denk je dat hij nog komt," vroeg Alicia.
D
"Denk je dat hij nog komt?" vroeg Alicia.
Slide 5 - Quiz
Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?
Je plakt een -e achter het woord: mooi -> mooie (lange vorm)
Soms verandert het woord niet: korte vorm
Korte vorm gebruik je als het bijv. nw. achter het zelfstandig naamwoord staat -> Dat is huis is prachtig.
-> een mooi meisje -> een heerlijk gerecht
Slide 6 - Slide
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden eindigen vaak met -en -> ijzeren -> gouden
Maar let op met moderne & buitenlandse stoffen! Zij krijgen geen extra -e of -en -> plastic stoel -> carbon frame -> corduroy broek
Slide 7 - Slide
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Soms worden bijvoeglijk naamwoorden gemaakt van deelwoorden (voltooid deelwoord, onvoltooid deelwoord)
De gemaakte opdrachten
De lachende kinderen
Slide 8 - Slide
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Soms moet je een -e achter het woord zetten -> gemaakt -> de gemaakte fout -> lachend -> de lachende danseres -> geschilderd -> een geschilderd clubhuis (waarom hier geen -e?)
Spel het bijvoeglijk naamwoord zo kort en eenvoudig mogelijk. -> vermoord -> de vermoorde man
Soms moet je -tt of -dd schrijven, vanwege de uitspraak -> bezet -> de bezette gebieden
Van voltooide deelwoorden op -en blijft de spelling gelijk: de -n blijft staan. -> geschrokken -> de geschrokken jongen
Slide 9 - Slide
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
- Als het bijvoeglijk naamwoord iets zegt over het materiaal waarvan het gemaakt is, heet het een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.
Bij het stoffelijk bijvoeglijk schrijf je altijd -en aan het einde.
Voorbeelden:
- de metalen kast
- de zijden jurk
- de katoenen trui
- de houten tafel
- de ijzeren stang
Slide 10 - Slide
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot
Slide 11 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone
Slide 12 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Dat (verzinnen) verhaal was echt eng.
A
verzinnende
B
verzonnen
Slide 13 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren
Slide 14 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige
Slide 15 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
De meester kon wel lachen om de (zingen) leerlingen.
A
gezongen
B
zingende
C
zingenden
Slide 16 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare
Slide 17 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden
Slide 18 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen
Slide 19 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
De (vermoorden) man vermoordde zelf ook vijf mensen.
A
vermoordde
B
vermoorde
C
vermoorden
Slide 20 - Quiz
Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke
Slide 21 - Quiz
Dat was 'm!
Spelling - bijvoeglijk naamwoord
Nu doen:
- Ga naar Blink
- Ga naar de Spellingapp
- Ga naar nummer 4: wel of geen -n aan het einde
- Maak de opdrachten over het bijvoeglijk naamwoord
- Klaar? Oefen verder in de app werkwoordspelling.