4.4 De Regering

Startopdracht

Ga naar bladzijde 58 en 59 en schrijf de zwart en blauwgedrukte woorden. 

Schrijf bij de blauwgedrukte worden ook de betekenis. 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Startopdracht

Ga naar bladzijde 58 en 59 en schrijf de zwart en blauwgedrukte woorden. 

Schrijf bij de blauwgedrukte worden ook de betekenis. 

Slide 1 - Slide

4.4 De Regering

Slide 2 - Slide

De Regering

Slide 3 - Slide

De Regering
  •  De regering bestaat officieel uit de koning en de minister.  

  • De koning heeft geen rol bij het uitvoeren van wetten. Dat doen ministers en staatssecretarissen.

  • het Kabinet bestaat uit ministers en staatssecretarissen en is het dagelijks bestuur van ons land

Slide 4 - Slide

Ministers & Staatssecretarissen

Slide 5 - Slide

Ministers & Staatssecretarissen
  • Een minister is lid van de regering en verantwoordelijk voor een eigen onderwerp. 

  • Om alles goed te regelen krijgen ze hulp van duizenden ambtenaren. 

  • Sommige ministers hebben een staatssecretaris, een soort assistent-minister 

Slide 6 - Slide

Ministers werken samen

Slide 7 - Slide

Rechten tweede kamerleden:
  • Stemrecht: het recht om voorstellen goed te keuren of af te keuren. 

  • Recht van amendement: ze kunnen veranderingen aanbrengen in een wetsvoorstel. 

  • Recht van initiatief: ze mogen zelf wetsvoorstellen maken en die aan de Kamer voorleggen.  

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Controlerende taak

Slide 10 - Slide

Controlerende taak
  • De Tweede taak van het parlement is het controleren hoe de ministers hun werk doen. 

  • Als de Kamerleden het gevoel hebben dat er iets fout gaat, dan moeten ministers naar de Kamer komen.

  • De ministers moeten zich dan verantwoorden. 

Slide 11 - Slide

Rechten
  • Vragenrecht
  • Motierecht
  • Recht van interpellatie
  • Enquêterecht

Slide 12 - Slide

Vragenrecht
  • Vragenrecht: Ze mogen mondeling of per brief vragen stellen aan ministers. 

  • Vaak gaat het over iets wat op het nieuws is, bijvoorbeeld een ontsnapte gevangene die een moord heeft gepleegd.

  • De minister moet elke vraag beantwoorden. 

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Motierecht
  • Motierecht: een motie is een uitspraak waarin de Kamer zijn mening over iets geeft of een minister vraagt iets te doen

  • Wanneer de meerderheid voor de motie stemt, wordt deze aangenomen. 

  • Bij een motie van wantrouwen vraagt een kamerlid een minister af te reden nadat deze geloven heeft of grote fouten heeft gemaakt

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Recht van interpellatie:
  • Kamerleden mogen een minister 'ter verantwoording' roepen. Dat betekent dat de minister voor een debat naar de Tweede kamer moet komen om uitleg te geven over het beleid

Slide 17 - Slide

Enquêterecht
  • Kamerleden mogen een grote onderzoek laten uitvoeren  als ze denken dat de regering een grote fout heeft gemaakt in een bepaalde kwestie. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Slide