19/6 LnB fictie

Welkom!
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Welkom!

Slide 1 - Slide

Planning deze lessen

  • lezen
  • spreektoetsen
  • lesstof fictie uit vmbo-basis: Ipads!
  • Klokhuis kijken
  • schrijfopdracht (oefenen voor toets)

Slide 2 - Slide

lezen of voorlezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

spreektoetsen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat is fictie? 

Slide 6 - Slide

Wat is fictie? 
  • fictie= verzonnen teksten 
    Leesboeken, strips, films, toneelstukken en gedichten. 
  • Het doel is: amuseren/vermaken


Slide 7 - Slide

Wat is non-fictie?

Slide 8 - Slide

Wat is non-fictie?
  • non-fictie= niet-verzonnen teksten
  • lesboek, kookboek, woordenboek, atlas, krantenbericht 
  • Het doel is: informeren


Slide 9 - Slide

Wat is realistisch?
  • Realistisch=verhalen die in het echt zouden kunnen gebeuren
  • niet-realistisch=verhalen die in het echt niet kunnen bv. monsters, spoken, horrorverhalen/films


Slide 10 - Slide

Lees jij fictie of non fictie? 

Slide 11 - Slide

Tekstdoelen
  1. amuseren/vermaken -> leesboeken, films
  2. informeren -> schoolboeken, krant, Klokhuis
  3. overhalen -> reclame=zorgen dat je iets gaat kopen


Slide 12 - Slide

Sleep de tekstdoelen naar het juiste plaatje
Informeren
Overhalen
Amuseren

Slide 13 - Drag question

De auteur wil je vermaken.

A
informeren
B
overhalen
C
amuseren

Slide 14 - Quiz

De schrijver wil dat je iets te weten komt.
A
informeren
B
amuseren
C
overhalen

Slide 15 - Quiz

De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen.

A
overhalen
B
amuseren
C
informeren

Slide 16 - Quiz


Slide 17 - Open question


Slide 18 - Open question


Slide 19 - Open question

opdrachten maken
Opdracht 1 + 2 samen maken
Klaar? Opdracht 3 en 4 zelfstandig maken

Slide 20 - Slide

Schrijfopdracht

Slide 21 - Slide

Schrijfopdracht
  • Je hebt sinds vorige week een bijbaantje. 
  • Je gaat een bericht schrijven aan je vriend/vriendin.
  • Schrijf over de volgende dingen:
  • Wat voor bijbaan heb je?
  • Hoe heb je de bijbaan gevonden?
  • Hoe vaak werk je daar?
  • Wat vind je leuk aan je bijbaan? Wat vind je minder leuk?
  • Hoe zijn je collega's?
  • Hoe is je baas?

Slide 22 - Slide

Klokhuis kijken

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

 een afspraak maken met de dokter

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

een afspraak maken met de dokter
  • Goedemorgen, u spreekt met.... (naam)
  • SabaHalgheer, enta tettekelem ma.......
  • Ik wil een afspraak maken./Ana beddie ohmol mowaid. 
  • Waarom wilt u een afspraak maken? Wat zijn de klachten?
  • Ik heb buikpijn/hoofdpijn/ik ben duizelig.
  • Ana Endie elem bil batton/bil RaHs/ana dajech(a)
  • Wat is jouw geboortedatum?/Ma hoewa tarieg miladak?
  • Mijn geboortedatum is....../Tarieg miladi....
  • Kan je op vrijdag 21 juni om 11 uur?

Slide 27 - Slide

oefenen

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

spreekopdrachten oefenen
  • Je wilt iets leuks doen met je klas om het jaar af te sluiten. Bedenk twee ideeën. Vertel aan de klas welke ideeën je hebt. Noem een datum en een tijd om dat te gaan doen. Vraag of de klasgenoten meegaan. 
  • Vertel over je woonsituatie. Waar woon je, met wie, hoe oud zijn je familieleden, in wat voor huis/flat woon je, huisdier enz.
  • Je bent het niet eens met de beoordeling van de docent. Leg uit waarom je de docent wilt spreken en wat je vindt van de beoordeling. Noem minimaal twee redenen waarom je het er niet mee eens bent. Vraag je docent om een oplossing.

Slide 30 - Slide

spreekopdrachten oefenen
  • Je wilt iets leuks doen met je klas om het jaar af te sluiten. Bedenk twee ideeën. Vertel aan de klas welke ideeën je hebt. Noem een datum en een tijd om dat te gaan doen. Vraag of de klasgenoten meegaan. 
  • Vertel wat je hobby is. Leg uit waarom je dit leuk vindt, waar je dit doet en hoe vaak en hoe lang dit al je hobby is.
  • Je bent het niet eens met de beoordeling van de docent. Leg uit waarom je de docent wilt spreken en wat je vindt van de beoordeling. Noem minimaal twee redenen waarom je het er niet mee eens bent. Vraag je docent om een oplossing.

Slide 31 - Slide

Voegwoorden: plakt twee zinnen aan elkaar
Voorbeelden:
  • en
  • maar
  • dus
  • want
  • als
  • dan
  • omdat

Slide 32 - Slide

Ik blijf in bed liggen, _________
ik moe ben.
A
maar
B
omdat
C
en
D
want

Slide 33 - Quiz

Ik doe het licht aan,_______________
het blijft donker.
A
dus
B
omdat
C
maar
D
als

Slide 34 - Quiz

Ik wil me douchen,_______________
het water blijft koud.
A
maar
B
want
C
dus
D
omdat

Slide 35 - Quiz

Mijn straat is fijn, omdat.......

Slide 36 - Open question

Ik kan de hele dag in bed blijven liggen,______________ het is zondag.
A
omdat
B
en
C
maar
D
want

Slide 37 - Quiz

maak de zinnen af 
Ik ga straks naar huis,................
Mijn band is lek...........................
Het is warm in de klas...................
Mijn broek is vies.........................
Mijn telefoon gaat......................
Mijn pen is stuk...........................
Ik vergat mijn etui.......................
Het licht moet uit........................
De ramen zijn vies........................

Slide 38 - Slide

oefen in tweetallen
Hou een gesprekje en stel elkaar vragen. Probeer zoveel mogelijk zinnen te maken met voegwoorden.
timer
8:00

Slide 39 - Slide

Jeugdjournaal
We kijken het Jeugdjournaal. 


Slide 40 - Slide

Beleefdheid 
  • Spreek de volwassene altijd met u aan
  • Word niet boos of ongeduldig/blijf rustig 
  • Gebruik woorden als: 'alstublieft, sorry, misschien enz.'
  • Als je al weet dat je iets gaat vragen wat niet mag: 'Ik weet dat het niet mag, maar.....'
  • Als een docent je aanspreekt op je gedrag dat niet goed is: zeg altijd 'sorry' (ook als je vindt dat je niets  fout hebt gedaan) -> hier kan je later over praten.

Slide 41 - Slide

Beleefd reageren 
Als je iets wil vragen bv. op school:
  • Zou ik naar het toilet mogen?
  • Heeft u voor mij misschien een papiertje?
  • Mag ik misschien iets eerder weg vanwege de bus/trein?
  • Als je van tevoren al weet dat iets niet mag, leg je je situatie uit.
Bij een lastige situatie:
Leg altijd eerst je situatie uit. Blijf praten vanuit de ik-persoon. Je kunt beter te beleefd zijn dan onbeleefd.
Voorbeeld: Mijn opa is gisteren overleden en daarom kan ik me niet goed concentreren. Is het voor mij mogelijk om de toets volgende week te maken?

Slide 42 - Slide

situaties: hoe reageer je?
  •  1: Je hebt het koud in de klas, maar je mag in de klas je jas niet aanhouden. Hoe leg je dit uit aan de docent?
  • 2: Je hebt een blouse gekocht, maar thuisgekomen heb je spijt van je aankoop. Eigenlijk mag je de blouse niet ruilen. Hoe reageer je?
  • 3: Je hebt ruzie gekregen met een klasgenoot, maar je moet juist met deze persoon een presentatie voorbereiden. Je ziet dit op dit moment niet zitten. Hoe vertel je dit de docent?
  • 4: Je staat in de rij om een paspoort te halen en je staat al heel lang te wachten. Plotseling dringt er iemand voor. Hoe reageer je?

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video