Taalbeschouwing

Taalbeschouwelijk onderwerp .....?!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Taalbeschouwelijk onderwerp .....?!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat denk je dat het onderwerp is van deze les?

Slide 3 - Open question

Slide 4 - Video

Wat is het verschil tussen beide fragmenten? Welk fragment voelt normaler aan en waarom?

Slide 5 - Open question

Lesdoelen:
De leerlingen ontdekken dat er passende gesprekssituaties zijn bij informele en formele taal. 

De leerlingen ervaren dat het Standaardnederlands voortdurend in ontwikkeling is en veranderd.

De leerlingen kennen aan het einde van de les de begrippen 'straattaal',  'jongerentaal', 'groepstaal', 'sociolect', 'informeel taalgebruik', 'formeel taalgebruik', 'taalvariatie', 'Standaardnederlands'  en 'vakjargon'.

Controle op de lesdoelen geschiedt door middel van  een quiz.

Slide 6 - Slide

Taalvariatie
  • formeel en informeel taalgebruik, Standaardnederlands 
  • dialecten, regiolecten, etnolecten.
  • groepstaal, sociolect, jongerentaal en straattaal 
  • gebruik van vakjargon

Slide 7 - Slide

Voordelen en nadelen van het gebruik van straattaal? Noteer v: of n: voor je antwoord.

Slide 8 - Open question

Uitleg werkblad 1
Geef per afbeelding aan of er sprake is van formeel of informeel taalgebruik en geef aan welke taalvariant er waarschijnlijk wordt gesproken.
Kies uit Standaardnederlands, dialect, taal met vakjargon of straattaal. Soms zijn er meerdere antwoorden mogelijk,
licht daarom je antwoord toe.
formeel/informeel. Variant:……………………………., want

Slide 9 - Slide

Aan de slag met werkblad 1
  • Groepjes van twee, zoals de klassenopstelling
  • Tijd: 15 minuten
timer
15:00

Slide 10 - Slide

Formeel taalgebruik is:
A
woordgebruik met een zakelijk en plechtig karakter.
B
de taal die je gebruikt in minder serieuze situaties.

Slide 11 - Quiz

Straattaal is
A
de taal die door iedereen op straat wordt gesproken
B
formeel taalgebruik
C
een vorm van jongerentaal. Het gaat om de gesproken variant.
D
een sociolect die niet verandert.

Slide 12 - Quiz

Een etnolect is
A
het dialect dat in de Achterhoek wordt gesproken door oudere mensen
B
een taalvariant die bepaald wordt door iemands etnische afkomst.
C
het dialect van een bepaalde regio.
D
iemand die slecht kan lezen en schrijven.

Slide 13 - Quiz

Vakjargon is
A
vaktaal, passend bij een bepaalde groep en voor anderen (vaak) moeilijk te begrijpen.
B
vakantietaal met veel buitenlandse invloeden.

Slide 14 - Quiz

Een sociolect is
A
sociaal taalgebruik.
B
een taalvariant die typerend is voor een bepaalde sociale groep.
C
iemand die heel goed is in Standaardnederlands.
D
iemand die niet goed tegen drukte kan.

Slide 15 - Quiz

Standaardnederlands
A
is het Nederlands, zoals dat in Amsterdam wordt gesproken.
B
zijn de verschillende taalvarianten van het Nederlands.
C
is bekakt Nederlands, met deftige woorden. Het gaat hier om formeel taalgebruik.
D
is de standaard variant van het Nederlands die wordt onderwezen op scholen en wordt gebruikt door de autoriteiten en media in Nederland.

Slide 16 - Quiz

Met straattaal kun je
A
je groepsidentiteit benadrukken.
B
een sociaal standpunt innemen.
C
een stoer imago creëren.
D
in codetaal praten die voor anderen niet te begrijpen is

Slide 17 - Quiz