Kapitel 6: stam d/t

Kapitel 4 Grammatik
regelmatige werkwoorden
-d/-t
1 / 14
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Kapitel 4 Grammatik
regelmatige werkwoorden
-d/-t

Slide 1 - Slide

Doel:


Ik kan regelmatige werkwoorden vervoegen

en ik ken de uitzonderingen op deze regel bij de stam eindigend op d/t

Slide 2 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
de stam

Slide 3 - Slide

Hoe maak je in het Duits de stam van een werkwoord?
A
hele werkwoord
B
hele werkwoord -en
C
ik-vorm

Slide 4 - Quiz

regelmatige werkwoorden

Slide 5 - Slide

Vervoeging werkwoorden
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 6 - Slide

Regelmatige werkwoorden: met stam op -t/-d
werkwoord: arbeiten, stam:arbeit
ich arbeit e
du arbeit est
er/sie es arbeit et
wir arbeit en
ihr arbeit et
sie arbeit en
Sie arbeit en


Slide 7 - Slide

voltooid deelwoord
arbeiten
ge arbeit et

Slide 8 - Slide

oefenen
Welke vorm is juist?

Slide 9 - Slide

reden

ich ...
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden

Slide 10 - Quiz

mieten

ihr
A
miete
B
mietest
C
mietet
D
mieten

Slide 11 - Quiz

en nu in een zin

Slide 12 - Slide

Warum (warten) ............. du nicht?

Slide 13 - Open question

Meine Freundin (reden) zu viel...

Slide 14 - Open question