werkwoorden d/t

Werkwoorden
regelmatige werkwoorden
1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoorden
regelmatige werkwoorden

Slide 1 - Slide

Warum (warten) ............. er?

Slide 2 - Open question

Hoe maak je in het Duits de stam van een werkwoord?
A
hele werkwoord
B
hele werkwoord -en
C
ik-vorm

Slide 3 - Quiz

Wat is de stam van "arbeiten"?

Slide 4 - Open question

Regelmatige werkwoorden: met stam op -t/-d
werkwoord: arbeiten, stam:arbeit
ich arbeit e
du arbeit est
er/sie es arbeit et
wir arbeit en
ihr arbeit et
sie arbeit en
Sie arbeit en


Slide 5 - Slide

oefenen
Welke vorm is juist?

Slide 6 - Slide

mieten

ihr
A
miete
B
mietest
C
mietet
D
mieten

Slide 7 - Quiz

reden

ich ...
A
rede
B
redest
C
redet
D
reden

Slide 8 - Quiz

en nu in een zin

Slide 9 - Slide

Warum (warten) ............. du nicht?

Slide 10 - Open question

Ik kan de regelmatige werkwoorden vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Poll