les 4

Aujourd'hui
C'est quel jour?
C'est quelle date?
Il est quelle heure maintenant?
1 / 38
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Aujourd'hui
C'est quel jour?
C'est quelle date?
Il est quelle heure maintenant?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

  • les résultats du test
  • overzicht stof toetdweek
  • bezittelijk voornaamwoord
  • kloktijden
  • un petit jeu sur les sports en France
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik het bezittelijk voornaamwoord beter toepassen 
  • kan ik vertellen hoe laat het is in het Frans

Slide 3 - Slide

Toetsweek 2: - Kennistoets Unité 2
Leren bilan op blz. P 75-78;
App. 1, 2, 4, 6, 8 (voca) NL-FR + FR-NL
App. 3 en 5: pouvoir (présent + passé composé) & bez. vnw
App. 10 Kloktijden
Algemene cultuur: P 50-51

Slide 4 - Slide

Het bezittelijk vnw
Tu habites avec qui?
Quel est ton sport préféré?

Wat is de regel?

Slide 5 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
  • Zegt wat over van wie iets is
  • Vorm bepaalt door het woord erna (niet wie het zegt)
  • Mannelijk, vrouwelijk, mv

Slide 6 - Slide

Wat is het verschil?
Mon ami
Mon amie

Notre amie
Nos amies

Slide 7 - Slide

Welke zinnen zijn goed/ fout?
1. Sarah et sa frère
2. Notre cousins adorent le cinéma.
3. Nos cousins adorent le cinéma.
4. Attention! Votre adversaire est très fort.




timer
1:00

Slide 8 - Slide

Eerst alleen, dan vergelijken met ton voisin/ta voisine
1 Rémi est tombé, heureusement il avait ….      (zijn helm)
2 … travaillent beaucoup       (Mijn ouders)
3 … s’appelle Bastien.       (Haar broer)
4 … était très intéressant.    (Jullie spreekbeurt)
5 Les joueurs écoutent … .    (hun trainer)
6 Elisa et … sont très gentilles.     (haar zussen)
7 Nous avons adoré … .      (uw demonstratie)
8 Tu me donnes … ?    (jouw adres)

timer
5:00

Slide 9 - Slide

Eerst alleen, dan vergelijken met ton voisin/ta voisine
1 Rémi est tombé, heureusement il avait son casque (zijn helm)
2 Mes parents travaillent beaucoup       (Mijn ouders)
3 Son frère s’appelle Bastien.       (Haar broer)
4 Votre exposé était très intéressant.    (Jullie spreekbeurt)
5 Les joueurs écoutent leur entraîneur    (hun trainer)
6 Elisa et ses soeurs sont très gentilles.     (haar zussen)
7 Nous avons adoré votre démonstration.      (uw demonstratie)
8 Tu me donnes ton adresse ?    (jouw adres)

Slide 10 - Slide

Hoeveel vragen had je goed?
1-2
3-4
5-6
7-8

Slide 11 - Poll

Ik snap het bezittelijk vnw in het Frans.
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Haar père (père)
A
son père
B
sa père

Slide 13 - Quiz

Hun pen
A
leur stylo
B
leurs stylo

Slide 14 - Quiz

Hoe vertaal je het bezittelijk vnw?
(onze) parents
A
notre
B
nos
C
notres

Slide 15 - Quiz

Parler

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Video

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
'minuit moins le quart'

Slide 19 - Open question

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est quatre heures dix

Slide 20 - Open question

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est midi et demi

Slide 21 - Open question

terminer=eindigen

Slide 22 - Slide

s'endormir= gaan slapen

Slide 23 - Slide

notez vos réponses en français

Slide 24 - Open question

part=vertrekt
à destination= op bestemming

Slide 25 - Slide

notez vos réponses en français

Slide 26 - Open question

Les devoirs
Maak een planning voor het leren van de woordjes en voer uit!

Maken: grammaire extra blz 83 en 84: 8G, 16 f, 16 g, 16 h

Slide 27 - Slide

A, B ou C - qui gagne?
Ga allemaal staan
Je krijgt een aantal stellingen over sporten in Frankrijk
Ik tel : trois, deux, un ... je houdt juiste kaartje omhoog
Wie wint?


Slide 28 - Slide

Question 1
Welke van de volgende sporten is het minst populair in Frankrijk?
A hockey
B pétanque
C rugby

Slide 29 - Slide

Question 1
Welke van de volgende sporten is het minst populair in Frankrijk?
A hockey (9000 sporters)
B pétanque (300.000 geregistreerde spelers)
C rugby (350.00 spelers)

Slide 30 - Slide

Question 2
Maxime is dol op klimmen. Waar is hij vaak te vinden? 
A In een atelier culinaire.
B In een centre équestre.
C In een salle d’escalade.

Slide 31 - Slide

Question 2
Maxime is dol op klimmen. Waar is hij vaak te vinden? 
A In een atelier culinaire.
B In een centre équestre (manege)
C In een salle d’escalade.

Slide 32 - Slide

Question 3
Welke bewering is waar?
A La pétanque wordt in Frankrijk door jong en oud beoefend.
B La pétanque wordt in Frankrijk vooral door ouderen beoefend.
C La pétanque wordt vooral door Nederlandse toeristen beoefend.

Slide 33 - Slide

Question 3
Welke bewering is waar?
A La pétanque wordt in Frankrijk door jong en oud beoefend.
B La pétanque wordt in Frankrijk vooral door ouderen beoefend.
C La pétanque wordt vooral door Nederlandse toeristen beoefend.

Slide 34 - Slide

Question 4
Wat is le babyfoot?
A tafelvoetballen
B voetbal op een klein veld
C voetbal voor kleuters

Slide 35 - Slide

Question 4
Wat is le babyfoot?
A tafelvoetballen
B voetbal op een klein veld
C voetbal voor kleuters

Slide 36 - Slide

Question 5
Wat is een Maison des jeunes et de la culture?
A een centrum voor buitenschoolse activiteiten
B een muziekvereniging voor jongeren
C een opvangcentrum voor kinderen en jongeren


Slide 37 - Slide

Question 5
Wat is een Maison des jeunes et de la culture?
A een centrum voor buitenschoolse activiteiten
B een muziekvereniging voor jongeren
C een opvangcentrum voor kinderen en jongeren


Slide 38 - Slide