les 4

Aujourd'hui:
C'est quel jour?
C'est quelle date?
Il est quelle heure maintenant?
V2A
1 / 31
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo lwoo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Aujourd'hui:
C'est quel jour?
C'est quelle date?
Il est quelle heure maintenant?
V2A

Slide 1 - Slide

  • Overhoren appr. 6
  • Luisteroefening (ex. 19)
  • Frans gesprek nakijken (ex. 21)
  • Oefenen bezittelijk voornaamwoord
  • Gesprek kloktijden
  • HW: gesprek ex. 22, lr. voca.
  • SO = ma. 09-12 (nog 
Les buts: à la fin de ce cours:
  • kan ik het bezittelijk voornaamwoord beter toepassen 
  • kan ik de kloktijden toepassen

Slide 2 - Slide

Zoek de juiste vertaling (apprendre 6)
en effet
entendu
assez
bizarre
avant
vroeger
inderdaad
afgesproken
nogal
vreemd

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Link

Exercice 21- question 1
"Het is een foutje, ik ben verkeerd verbonden"
A
C'est une erreur. J'ai fait un faux numéro.
B
Qu'est-ce qu'il y a? Ta voix est tout triste.

Slide 5 - Quiz

Ex. 21- question 2
"Waar skate jij?"
A
Tu fais ça où?
B
Tu fais du skate, toi, je crois?

Slide 6 - Quiz

Ex. 21- question 3
"Wanneer kun jij?"
A
Je peux peut-être faire un film sur toi?
B
Quand est-ce que tu es libre?

Slide 7 - Quiz

Ex. 21 question 4 In welke zin lees je waarom Alexis gestopt is met pianospelen?
A
Je sors de mon cours de violoncelle.
B
J'ai arrêté le piano parce que je n'aimais pas.

Slide 8 - Quiz

Ex. 21 question 5 In welke zin lees je hoe Pauline zegt dat een muziekinstrument bespelen niet haar ding is
A
Je ne suis pas une bonne musicienne
B
Jouer d'un instrument, ce n'est pas mon truc.

Slide 9 - Quiz

6. dat ze ergens afspreken om samen naar het festival te gaan:
A
On se voit à neuf heures dans le hall de la gare?
B
Ce n'est pas loin de Dijon. On peut y aller en train.

Slide 10 - Quiz

Het bezittelijk vnw
Tu habites avec qui?
Quel est ton sport préféré?

Wat is de regel?

Slide 11 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord
  • Zegt wat over van wie iets is
  • Vorm bepaalt door het woord erna (niet wie het zegt)
  • Mannelijk, vrouwelijk, mv

Slide 12 - Slide

Wat is het verschil?
Mon ami
Mon amie

Notre amie
Nos amies

Slide 13 - Slide

Welke zinnen zijn goed/ fout?
1. Sarah et sa frère.
2. Notre cousins adorent le cinéma.
3. Nos cousins adorent le cinéma.
4. Attention! Votre adversaire est très fort.




timer
1:00

Slide 14 - Slide

Eerst alleen, dan vergelijken met ton voisin/ta voisine
1 Rémi est tombé, heureusement il avait ….      (zijn helm)
2 … travaillent beaucoup       (Mijn ouders)
3 … s’appelle Bastien.       (Haar broer)
4 … était très intéressant.    (Jullie spreekbeurt)
5 Les joueurs écoutent … .    (hun trainer)
6 Elisa et … sont très gentilles.     (haar zussen)
7 Nous avons adoré … .      (uw demonstratie)
8 Tu me donnes … ?    (jouw adres)

timer
5:00

Slide 15 - Slide

Eerst alleen, dan vergelijken met ton voisin/ta voisine
1 Rémi est tombé, heureusement il avait son casque (zijn helm)
2 Mes parents travaillent beaucoup       (Mijn ouders)
3 Son frère s’appelle Bastien.       (Haar broer)
4 Votre exposé était très intéressant.    (Jullie spreekbeurt)
5 Les joueurs écoutent leur entraîneur    (hun trainer)
6 Elisa et ses soeurs sont très gentilles.     (haar zussen)
7 Nous avons adoré votre démonstration.      (uw demonstratie)
8 Tu me donnes ton adresse ?    (jouw adres)

Slide 16 - Slide

Hoeveel vragen had je goed?
1-2
3-4
5-6
7-8

Slide 17 - Poll

Ik snap het bezittelijk vnw in het Frans.
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Haar père (père)
A
son père
B
sa père

Slide 19 - Quiz

Hun pen
A
leur stylo
B
leurs stylo

Slide 20 - Quiz

Hoe vertaal je het bezittelijk vnw?
(onze) parents
A
notre
B
nos
C
notres

Slide 21 - Quiz

Parler

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est minuit moins le quart.

Slide 24 - Open question

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est quatre heures dix.

Slide 25 - Open question

Vertaal de kloktijd in het Nederlands:
Il est midi et demi.

Slide 26 - Open question

terminer=eindigen

Slide 27 - Slide

s'endormir= gaan slapen

Slide 28 - Slide

Les devoirs
Maak een planning voor het leren van de woordjes en voer uit!
SO = lundi, le 9 décembre (appr. 1, 2, 4, 6, 8, 10)
A faire: exercice 22

Slide 29 - Slide

Question 
Wat is le babyfoot?
A tafelvoetballen
B voetbal op een klein veld
C voetbal voor kleuters

Slide 30 - Slide

Au revoir! 
- Wat heb je geleerd dit uur?

À lundi et bon weekend!

Slide 31 - Slide