Uitleg bloemlezing

Werktijd!
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Werktijd!

Slide 1 - Slide

Wat is een bloemlezing?
  • Een bloemlezing is een verzameling van de mooiste of beste poëzie of proza.
 

Slide 2 - Slide

Wat moet er allemaal in de bloemlezing?
  • Voorkant 
  • Voorwoord 
  • Inhoudsopgave 
  • Opdracht 
  • Mening 
  • Nawoord 

Slide 3 - Slide

Voorkant 
  • titel verslag (Bloemlezing Nederlands);
  • naam + klas;
  • naam docent.
  • Versiering

Slide 4 - Slide

Voorwoord 
  • - Wat de opdracht is;
  • - Wat je eventuele ervaringen zijn op het gebied van creatief schrijven;
  • - Wat je ervan verwacht;
  • - Wat je van creatief schrijven en poëzie vindt.

Slide 5 - Slide

Inhoudsopgave 
  • - titel opdracht + paginanummers waar je wat kunt vinden. Je kunt dit automatisch toevoegen. 

Slide 6 - Slide

Hoeveel a4-tjes heb je nu al?
  • Juist, 3!

Slide 7 - Slide

De onderdelen
  • een creatief doorgeefverhaal
  • een fotoverhaal
  • een gedicht



Elk gevraagd onderdeel zet je op een aparte bladzijde. Onder elk onderdeel komt je mening over dat onderdeel. Doe dit niet in 2 zinnetjes, maar probeer om echt wat uitgebreider te  vertellen waarom je hiervoor hebt gekozen: Wat vond je zo leuk, verdrietig, stom, enz...?

Slide 8 - Slide

Nawoord
  • wat je achteraf van de opdracht vond;
  • of je anders over creatief schrijven bent gaan denken;
  • wat je moeilijk vond;
  • hoe je de opdracht gedaan hebt;
  • wat je een volgende keer anders zou doen.

Slide 9 - Slide

Bloemlezing
Wat? - Bezig met je bloemlezing
Hoe? - Zelfstandig
Hulp? - Vraag eerst een medeleerling, daarna de docent
Tijd? - 40 minuten
Waar vind ik meer informatie? Zie Magister              1 maart
timer
15:00
Geen vragen voor: 

Slide 10 - Slide

Inhoud van een verhaal
  • Setting
  • Introductie personage 1
  • Introductie personage 2
  • Conflict
  • Oplossing en einde
Stap 1: setting
Plaats (Bijvoorbeeld in Leeuwarden)
Tijd (Ochtend, middag, avond)
Omgeving (Hoe ziet de omgeving eruit?)
Het weer (Wat voor weer is het?)
Nog geen personage benoemen of beschrijven.

Stap 2: introductie personage 1
Wie is het personage (Bijvoorbeeld een mens of dier)
Hoe heet het personage (Bijvoobeeld Kjeld, Niels, Evelien)
Hoe ziet het personage eruit (Lang, blond, groene ogen).

Stap 3: introductie personage 2
Wie is het personage (Bijvoorbeeld een mens of dier)
Hoe heet het personage (Bijvoobeeld Floor, Elon, Yvonne)
Hoe ziet het personage eruit (Lang, blond, groene ogen)
Wat is personage 2 van personage 1 (Vriend of vijand)

Stap 4: conflict
Beschrijf het probleem (Bijvoorbeeld een ruzie)
Het conflict kan alles zijn, dus denk breed!)

Stap 5: oplossing en einde
Beschrijf hoe het conflict afloopt
Sluit het verhaal af, dus geen open einde

Slide 11 - Slide