Maatwerk, 17 januari 2022

Welkom bij Maatwerk Engels
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Welkom bij Maatwerk Engels

Slide 1 - Slide

What are we doing today?
  • talk about your homework

  • preparation for the lessons this week

  • watch an episode of 'NewsRound'

  • closing the lesson


Slide 2 - Slide

Your every week homework:

Slide 3 - Slide

What didn't you understand this week in class?

Slide 4 - Open question

What questions do you have?

Slide 5 - Open question

Throwback and preview unit 3


  • Ik kan de  4 aanwijzende voornaamwoorden in het Engels  toepassen:
       this, that, these en those

  • Ik kan aangeplakte vragen herkennen en maken: 
       tag questions

Slide 6 - Slide

Hoe zat het ook alweer?

Je hebt in het Engels 4 aanwijzende voornaamwoorden:

dichtbij
verder weg
één
this
that
meer dan één
these
those

Slide 7 - Slide

looking back..... 

Slide 8 - Slide

let's play a game ☺

Slide 9 - Slide

Do you see ........ bird over there?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 10 - Quiz

Can you see ……… people in the back?
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 11 - Quiz

I can't read ……… small letters here.
A
this
B
that
C
these
D
those

Slide 12 - Quiz

…….. shoes don't fit.
Can I try the other size?
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 13 - Quiz

…….. shop across the street looks great!
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 14 - Quiz

…….....pasta tastes good!
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 15 - Quiz

……..... trees we are sitting under are nice!
A
This
B
That
C
These
D
Those

Slide 16 - Quiz

Are there any questions?

Slide 17 - Slide

Next topic..... 
Tag questions

Slide 18 - Slide

Wat is een tag question?

  • Een tag question is een korte vraag die je achter een zin plakt.           Daarmee vraag je of iets wat jij zegt klopt.

  • In het Nederlands zeg je dan: 'toch?' / 'hè?' / 'is het niet?' / 'of wel?'

Slide 19 - Slide

In het Nederlands zeggen we:

  • hij komt uit Spanje, toch?
  • het is mooi weer, vind je niet?

  • Kijk even mee naar hoe de Engelsen dit doen:

Slide 20 - Slide

De regels bij een tag questions:
Als de hoofdzin positief is, is de aangeplakte vraag negatief (not / n't):

  - You're her younger sister, aren't you?       Jij bent haar jondere zusje, toch?
Als de hoofdzin negatief (not / n't) is, is de aangeplakte vraag positief:

  - I am not a bad friend, am I?                          Ik ben geen slechte vriend, of wel?

Slide 21 - Slide

Als in de hoofdzin een naam staat, gebruik je een 
persoonlijk voornaamwoord in de aangeplakte vraag:

  - Susan is her sister, isn't she
     Susan is haar zus. toch?

  - Pete and Jane are not good friends, are they?
    Pete en Jane zijn niet zo knap, of wel?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Een aantal voorbeelden die we 
in dit filmpje hebben gezien:

  • Well they don't mean a pinguin, do they?
  • It's not very goog, is it?
  • Daddy has gone mad, hasn't he?

Slide 24 - Slide

let's play another game ☺

Slide 25 - Slide

Sally is a pretty girl, ...............
A
isn't Sally?
B
isn't she?
C
is not she?
D
is she?

Slide 26 - Quiz

The players aren't on the field yet, ………………….?
A
aren't they?
B
are not they?
C
is they?
D
are they?

Slide 27 - Quiz

The weather is awful today, ……..
A
aren't it?
B
isn't he?
C
is it?
D
isn't it?

Slide 28 - Quiz

Let's watch today's NewsRound







Monday the 17th of January 

Slide 29 - Slide

Every week, prepare:
   
1. What didn't you understand        this week in class?
   
2. What questions do you                 have?

Slide 30 - Slide


Ik snap nu (weer) hoe ik Engelse aanwijzende voornaamwoorden moet gebruiken.
A
Ja, vet makkelijk!
B
Ja, met aantekeningen moet het lukken!
C
Nee, ik twijfel nog vaak.
D
Nee, ik snap er geen snars van..

Slide 31 - Quiz

Ik ben nu voorbereid op de grammatica van de komende lessen Engels.
A
Ja, zeker te weten!
B
Ja, met een beetje hulp gaat het lukken!
C
Nee, ik weet niet zeker of ik het goed snap.
D
Nee, ik snap er geen snars van..

Slide 32 - Quiz