Vrienden

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

vrienden

Luisteren oefening 9

Welke vragen hoor je? 

Luisteren oefening 10

Geef antwoord.

vrienden

Ik heb een vriend. 

Hij heet Mark. 

Hij is 14 jaar. 

Hij woont in mijn straat. 

Hij zit in mijn klas. 

Ik ken hem 2 jaar. 

Ik heb een vriendin.

Zij heet Anne. 

Zij is 15 jaar. 

Zij woont in Bulgarije. 

Ik ken haar al 10 jaar. 

Hoe zien ze eruit?

Hij is jong.  

Hij is jonger (dan ik).  

Ik ben oud.  

Ik ben ouder.  

Zij is klein.  

Zij is kleiner.

Hij is lang.  

Hij is langer.

haar

Zij heeft kort haar. 

Zij heeft  blond haar. 

Zij heeft lang haar. 

Zij heeft donker haar.

Hij heeft geen haar. 

Hij is kaal.

ogen

Zij heeft blauwe ogen.

Ik heb bruine  ogen.

Zij hebben een bril.

haar

Hij heeft een baard.

Hij heeft een snor.

1. Dit is een bril.
2. Dit is een snor.
3. Dit is een baard.
4. Dit is een kin.

1. Hij is grijs.
2. Hij heeft zwart haar.
3. Hij is kaal.

1. Zij hebben een baard.
2. Zij hebben een bril.
3. Zij hebben een snor.

Hij heeft een baard.

1. waar (true)
2. niet waar (false)

1. Zij hebben een baard.
2. Zij hebben een bril.
3. Zij hebben een snor.

1. Zij heeft blond haar.
2. Zij heeft lang haar.
3. Zij heeft wit haar.
4. Zij heeft zwart haar.

1. Zij heeft kort haar.
2. Zij heeft blond haar.
3. Zij heeft lang haar.
4. Zij heeft grijs haar.

Welke kleur ogen heb jij?

praten over vrienden - oefening 12/13

Hoe heet je vriend of vriendin?

Woont jouw vriend of vriendin in jouw straat?

Hou oud is jouw vriend of vriendin?

Zit jouw vriend of vriendin op jouw school?

Zit je in de klas naast jouw vriend of vriendin?

Woont jouw vriend of vriendin in Nederland? 

Hoe lang ken je jouw vriend of vriendin?

beschrijf de mannen

beschrijf de vrouwen

praten over vrienden

Maak de oefening