3.2 Zien

3.2 Zien
Het oog
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.2 Zien
Het oog

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
- Het 'biologische momentje' van de dag.
- Leerdoelen 
- Uitleg 3.2
- Vragen stellen + terugblik leerdoelen

- Allemaal gelukt met paragraaf 3.1? (HW check)
- zelfstandig werken opdrachten 3.2 

Slide 2 - Slide

Het 'biologische momentje' van de dag...
Waarom heb je soms rode ogen op een foto? 
Dat komt omdat het licht van de flitser  van de camera zo snel je ogen binnenkomt dat je pupillen geen tijd hebben om zich aan te passen. 
Deze overdosis aan licht komt rechtstreeks op je netvlies, waar ook een vaatvlies bij zit. De rode kleur komt door de kleur van allerlei kleine bloedvaatjes die zich bevinden in dit vaatvlies. 

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 3.2:
Na deze les kun je...

  • De organen rondom het oog en de delen van het oog benoemen.
  • Van het oog per onderdeel de kenmerken, functie (werking) beschrijven & uitleggen.
  • Uitleggen hoe de kegeltjes en staafjes werken (prikkel tot impuls).
  • Uitleggen wat de blinde vlek en gele vlek inhouden. 
  • Het verband leggen tussen de vorm/dikte, dus bolle en platte lens.
  • Uitleggen hoe je, door het accommoderen van de lens, van dichtbij en veraf kunt zien.

Slide 4 - Slide

Voorkennis check!  
OGEN...
Wat weet je er al van? 

Slide 5 - Slide

Voor welke prikkel zijn je ogen gevoelig?

Slide 6 - Open question

Tijdens het snijden van uien krijg je tranen in je ogen. Dit is een...?
A
Inwendige prikkel
B
Uitwendige prikkel

Slide 7 - Quiz

Noteer de onderdelen in
en om je oog die je kent.

Slide 8 - Mind map

Onderdelen om en in je oog: 
  • Wenkbrauwen, oogleden en wimpers: bescherming tegen stof, zweet en water.

  • Tranen - Huilen:
    - traanklier: maakt traanvocht om je oog vochtig te houden (knipperen voor verspreiding).
    - traanbuis: voert vocht en vuiltjes af (bij huilen - traanklieren teveel vocht - buisjes vol). 

  •  Oogspieren en vet:
    - oogspier: vastzetten oogkassen en beweging.
    - vet: tegen schokken en stoten. 
  • KK blz. 71 bron 3 LR! 

Slide 9 - Slide

Onderdelen van het oog zelf:
  • Goed LR bron 4 blz. 72! KK!
  • Harde oogvlies = oogwit (bescherming).
  • Hoornvlies = doorzichtig laag over pupil en iris.
  • Iris = gekleurde gedeelte (vaatvlies).
  • Pupil = gat in het oog, laat licht binnenvallen.
  • Glasachtig lichaam = glasachtig lichaam.
  • 3 lagen:
       - Buitenste = harde oogvlies. Gaat over in hoornvlies.
       - Middelste = vaatvlies, bloedvaten, voeding. Gaat over in de iris.
       - Binnenste laag = netvlies, zintuigcellen. Ontstaan impulsen, contact oogzenuw.

Slide 10 - Slide

Het draait om staafjes en kegeltjes....
  • Netvlies: Lichtgevoelige (zintuig)cellen, bestaat uit;
  1. Staafjes: nacht/donker.
    - zicht bij weinig licht.
    - geen kleur zien.
    - bevinden zich buiten de gele vlek.
  2. Kegeltjes: licht/overdag (kleur) 3 typen (rood, blauw, groen)
    - fel licht.
    - wel kleur zien.
    - scherper zien, sneller veranderingen. 
    - waarnemen (hogere reactietijd dan staafjes).
  • Gele vlek = brandpunt ooglens (scherp zien (kleinste details)). Bevat alleen kegeltjes. ‘s Nachts daarom geen scherp zicht.
  • Blinde vlek = geen netvlies dus geen zintuigcellen = geen zicht (blind). Oogzenuw verlaat het oog -> hersenen.
  • LR bron 5 + 7 blz. 73/74 KK!

Slide 11 - Slide

Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet...
  • Scherp zien van dichtbij en veraf door aanpassing bolling lens = accommoderen:
    - Bolle lens: dichtbij scherp zien,
    - Platte: veraf scherp zien.
  • Accommoderen gebeurt door aanspannen/ontspannen kringspier om de lens = straallichaam. (Bron 10 + 11 blz. 75 KK!)
  • Bril nodig? -> oogbolvorm niet goed of ooglens niet te accommoderen. KK bron 12 blz. 76!
    - verziend (+) = alleen in verte scherp, brandpunt gecorrigeerd door bolle lenzen.
    - bijziend (-) = alleen dichtbij scherp, brandpunt gecorrigeerd door holle lenzen. 
  • Nabijheidspunt: dichtstbijzijnde punt waar je een voorwerp nog net scherp kan zien. 
  • Diepte zien: kijken met 2 ogen (hersenen voegen beeld samen). Inschatten afstanden. 

Slide 12 - Slide

Check, check dubbelcheck!
Snappen we het?

6 vragen:

Slide 13 - Slide

1. Om te kunnen zien moet er licht in je oog komen.
Via welke volgorde van onderdelen van het oog komt het licht in je oog?
A
Hoornvlies, pupil, lens, netvlies
B
Lens, pupil, hoornvlies, netvlies
C
Pupil, lens, hoornvlies, netvlies
D
Netvlies, pupil, lens, hoornvlies

Slide 14 - Quiz

2. Yassine krijgt tijdens het fietsen een korrel zand in zijn oog.
In welke onderdelen prikkelt dit zandzintuig?
A
Hoornvlies en harde oogvlies
B
In iris en pupil
C
In lens en iris
D
In netvlies en hoornvlies

Slide 15 - Quiz

3. Dean loopt in de schemering.
Welke zintuigcellen van het oog werken op dit moment?
A
Kegeltjes en staafjes
B
Alleen de kegeltjes
C
Alleen de staafjes
D
Geen kegeltjes en geen staafjes

Slide 16 - Quiz

4. In de gele vlek zitten...?
A
Veel staafjes
B
Veel kegeltjes
C
Even veel staafjes als kegeltjes
D
Geen staafjes en kegeltjes

Slide 17 - Quiz

Harde oogvlies
Pupil
Traanklier
Wenkbrauw
Traanbuis
Iris
Wimper

Slide 18 - Drag question

6. Welke uitspraken over de bolle lens zijn correct?
A
Met de bolle lens zie je dichtbij
B
Met de bolle lens zie je ver weg
C
Bij de bolle lens zijn de kringspieren ontspannen
D
Bij de bolle lens zijn de kringspieren gespannen

Slide 19 - Quiz

Klaar, en nu?
Nog vragen? (over 3.1/3.5 of 3.2?)

- info vrijwillig oog snij-practicum . 
Zelfstandig werken opdrachten online paragraaf 3.2 

Slide 20 - Slide