Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1 / 40
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1-4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Doelen
Aan het einde van deze les

- kun je persoonsvormen in de tt en vt juist spellen
- kun je het voltooid deelwoord juist spellen


Slide 2 - Slide

Wie o wie???
.............. kan vertellen hoe je de tegenwoordige tijd vormt?
................... kan vertellen hoe je de verleden tijd vormt?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Tegenwoordige tijd 
Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:

1. ik-vorm
2. ik-vorm + t
3. Hele werkwoord (bij meervoud)

Slide 5 - Slide





Niet zeker? Gebruik het werkwoord 
lopen / smurfen
ik
ik-vorm

jij/je?
jij 
ik-vorm+t

hij/zij/u/het
ik-vorm+t

wij/jullie/zij
hele ww

Slide 6 - Slide

Voorbeelden

Slide 7 - Slide

Vul de goede werkwoordsvormen in:
1. (houden) ... je broer van detectives of (herkennen) ... hij zich niet in politieagenten?
2. Ik (vinden) ... het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering (versturen) ...
3. Mijn vinger (bloeden) ... altijd als ik mij (snijden) ... tijdens het koken.
4. Je (geloven) ... toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek (bestellen) ...?

Slide 8 - Slide

Antwoorden
1. Houdt je broer van detectives of herkent hij zich niet in politieagenten?
2. Ik vind het plezierig als u de agenda een week voor de vergadering verstuurt. 
3. Mijn vinger bloedt altijd als ik mij snijd tijdens het koken.
4. Je gelooft toch niet dat iedereen zo'n spellingsboek bestelt?

Slide 9 - Slide

Zwakke werkwoorden in de vt
/
/

Slide 10 - Slide

Dus:
     Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en WEL in 't kofschip?        schrijf dan          of te / ten                             fietsen                 fietste

      Zit de laatste letter van het hele werkwoord -en NIET in 't kofschip?        schrijf dan         de / den                               bellen                    belde

Let op het hele werkwoord -en = de stam.

Slide 11 - Slide

Even oefenen
1. De politie (verrichten) ... wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans (maken) ... (duimen) ... Janita voor mij.
3. We (durven) ... niet te kijken toen de geheime politie op de deur (bonken) ...
4. Terwijl ik (tobben) ... over mijn cijfers, (krassen) ... Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 12 - Slide

Antwoorden
1. De politie verrichtte wekenlang onderzoek naar de inbraken.
2. Toen ik mijn toets Frans maakte, duimde Janita voor mij.
3. We durfden niet te kijken toen de geheime politie op de deur bonkte.
4. Terwijl ik tobde over mijn cijfers, kraste Sandra haar naam in het tafelblad. 

Slide 13 - Slide

Sterke werkwoorden  vt
Veranderen van klank in de verleden tijd.

Enkelvoud is gelijk
Meervoud is gelijk.

ik zwom - hij zwom - u zwom
wij zwommen - jullie zwommen

Slide 14 - Slide

Even oefenen
1. Erik ---(houden, vt) contact met zijn vrienden uit Amsterdam.
2. Wist Bram zelf wel waarover hij ---------(spreken, vt)?
3. Mijn docent-------(verlaten, vt) de school als laatst.
4. Wij -------(doorstaan, vt) de zware proef gisteren niet.

Slide 15 - Slide

Antwoorden
1. Erik hield (houden, vt) contact met zijn vrienden uit Amsterdam.
2. Wist Bram zelf wel waarover hij sprak (spreken, vt)?
3. Mijn juf verliet (verlaten, vt) de school als laatst.
4. Wij doorstonden (doorstaan, vt) de zware proef gisteren niet.

Slide 16 - Slide

Voltooid deelwoord
- Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.
- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen 
   (voltooid).
- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm 
   van hebben, worden of zijn.
- Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be- of ver-.

Slide 17 - Slide

Voltooid deelwoord
van sterke werkwoorden eindigt meestal op -en:

Ik ben naar school gelopen.
Hij heeft in het meer gezwommen.
Hij wordt in zijn been gebeten.

Slide 18 - Slide

Voltooid deelwoord
/
/

Slide 19 - Slide

Even oefenen
1. De jongens zijn gisteren (verhuizen).
2. We hebben vanmorgen een potje (voetballen).
3. Heb je dat hele stuk (fietsen)?
4. Ik heb zijn verhaal nooit (geloven).
5. Heb je lekker (chillen)?  

Slide 20 - Slide

Antwoorden
1. verhuisd
2. gevoetbald
3. gefietst
4. geloofd
5. gechild 

Slide 21 - Slide

Voltooid deelwoord
Kan ook een bijvoeglijk naamwoord zijn................
...................... maar daar hebben we het morgen over :) 


Slide 22 - Slide

Doelen
Aan het einde van deze les

- kun je persoonsvormen in de tt en vt juist spellen
- kun je het voltooid deelwoord juist spellen

Maak 3 zinnen met het ww branden
(1x tt, 1x vt, 1x vd)


Slide 23 - Slide

Slide 24 - Link

Werkwoord als bijv.nw.
Sommige woorden zijn afgeleid van een werkwoord. 
Ik ben altijd de gebeten hond. (van een vdw)
De bijtende hond werd gevangen door zijn baas. (van een odw)

Schrijfwijze: altijd zo kort en eenvoudig mogelijk. 

Slide 25 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        opdracht 1 t/m 4 (blz. 242/243)
Tijd?         15 minuten, daarna bespreken
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      pak je leesboek en ga lezen :)


timer
15:00

Slide 26 - Slide

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Ga dan lekker zitten.

Pak je leesboek en ga lekker lezen :)


Slide 27 - Slide

timer
15:00

Slide 28 - Slide

Doel en planning
Doel van de les: aan het einde van de les kun je verschillende werkwoordsvormen herkennen.

Planning van de les:
- lezen
- op laptops aan de slag met §10 en §12

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        §10 en §12 op laptop
Tijd?         25 minuten
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      Ga aan de slag met §13


timer
25:00

Slide 32 - Slide

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Ga dan lekker zitten.

Pak je leesboek en ga lekker lezen :)


Slide 33 - Slide

timer
15:00

Slide 34 - Slide

Doel en planning
Doel van de les: aan het einde van de les kun je verschillende werkwoordsvormen herkennen.

Planning van de les:
- lezen
- op laptops aan de slag met §10, §12 en §13

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        §13 pv in samengestelde zinnen
Tijd?         25 minuten
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      Ga aan de slag met §14

HW= §14 opdracht 1 t/m 4


timer
25:00

Slide 37 - Slide

De buren hebben hun eigen truien (breien)

Slide 38 - Open question

Hoe oud (worden) je tante morgen?

Slide 39 - Open question

De (vergroten) foto hangt aan de muur.

Slide 40 - Open question