Persoonlijk voornaamwoord
1 / 20
Lesson duration is: 15 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat is de vertaling van 'ik' (1e naamval)?
Slide 2 - Open question
Wat is de vertaling van 'jou' (4e naamval)?
Slide 3 - Open question
Wat is de vertaling van 'hem' (4e naamval)?
Slide 4 - Open question
Wat is de vertaling van 'zij' enkelvoud (1e naamval)?
Slide 5 - Open question
Slide 6 - Slide
(zij meervoud)... sind noch nicht zurück.
A
sie
B
er
C
ihn
D
euch
Slide 7 - Quiz
(het) ... wird heute nicht mehr regnen.
A
er
B
ihn
C
es
D
sie
Slide 8 - Quiz
Ich kann (hij) ... nicht sehen
A
er
B
ihn
C
sie
D
euch
Slide 9 - Quiz
Was hast du gegen (haar) ... ?
A
er
B
ihn
C
es
D
sie
Slide 10 - Quiz
Wer kümmert sich jetzt um (jou)...?
A
ich
B
mich
C
du
D
dich
Slide 11 - Quiz
Wir können (jullie) ... beim Bahnhof abholen.
A
ihr
B
euch
C
sie
D
ihn
Slide 12 - Quiz
Hast du einen Bleistift für (mij) ...?
A
ich
B
mich
C
du
D
dich
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Wat is de vertaling van 'für'?
Slide 15 - Open question
Wat is de vertaling van 'um'?
Slide 16 - Open question
Wat is de vertaling van 'gegen'?
Slide 17 - Open question
Wat is de vertaling van 'durch'?
Slide 18 - Open question
Wat is de vertaling van 'bis'?
Slide 19 - Open question
Wat is de vertaling van 'ohne'?
