Havo 3 hoofdstuk 2 oefentoets januari 2021

Formatief Chapitre 2  (Havo 3)
-gram G-I
- voca E F H
-phrases-clés J
- Kennis van land en volk
1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Formatief Chapitre 2  (Havo 3)
-gram G-I
- voca E F H
-phrases-clés J
- Kennis van land en volk

Slide 1 - Slide

Afspraken
Doel van de toets:
Je krijgt inzicht in hoeverre je de lesstof beheerst. Welke onderdelen gaan goed en waar moet je nog aan werken.

Maak de toets zonder hulpmiddelen. Alleen dan krijg je een reëel beeld van waar je staat. 

Je hebt voor de toets 20 minuten de tijd 
Lever je toets in als je klaar bent.
Klik op bewaar na elke opdracht.


Slide 2 - Slide

Vocabulaire
E F H
Vertaal de volgende woordjes:

Slide 3 - Slide

Vertaal: de jurk

Slide 4 - Open question

Vertaal: morgen

Slide 5 - Open question

Vertaal: de broek

Slide 6 - Open question

Vertaal: jeune

Slide 7 - Open question

Vertaal: la montre

Slide 8 - Open question

Vertaal: la forêt

Slide 9 - Open question

het overhemd
A
la chemise
B
le chemise

Slide 10 - Quiz

beschrijven
A
écrire
B
décrire

Slide 11 - Quiz

de zonnebril
A
les lunnettes de soleil
B
les lunettes de soleil

Slide 12 - Quiz

Kennis van land en volk
Kies het juiste antwoord:

Slide 13 - Slide

Strasbourg ligt aan de zee
A
vrai
B
faux

Slide 14 - Quiz

Phrases-clés
J
Vertaal de volgende zinnen:

Slide 15 - Slide

Vertaal: Goedendag, kan ik u helpen?

Slide 16 - Open question

Vertaal: Ik heb een zonnebril gezien in een folder.

Slide 17 - Open question

Vertaal: Bedankt, tot ziens.

Slide 18 - Open question

Wat is de juiste vertaling van: Je cherche un cadeau pour un ami.
A
Ik zoek een cadeau voor een vriend.
B
Ik zoek een cadeau voor een vriendin.

Slide 19 - Quiz

Kennis van land en volk
Kies het juiste antwoord:

Slide 20 - Slide

Strasbourg is bekend om...
A
zijn zuurkool
B
zijn bergen
C
zijn musea
D
zijn fietsen

Slide 21 - Quiz

Grammaire
I
 Le passé composé (p.c.)
Zoek bij elkaar (mix & match)

Slide 22 - Slide

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord tussen haakjes.
Je/j' (faire)
Tu (finir)
Elle (partir)
Nous (être)
Vous (attendre)
Ils (partir)
été
fini
partis
partie
fait
attendu
avons
avez
sont
as
est
ai

Slide 23 - Drag question

Nous ________ une voiture rouge.
(acheter-passé composé)

Slide 24 - Open question

Elles ________ la maison.
(vendre-passé composé)

Slide 25 - Open question

Nous ________ les devoirs.
( faire - passé composé)

Slide 26 - Open question

Vous ________ le travail.
(finir-passé composé)

Slide 27 - Open question

Mon oncle ________ un accident grave. ( avoir - passé composé)

Slide 28 - Open question

Ma soeur ________ à Leusden.
( aller - passé composé.)

Slide 29 - Open question

Sophie, tu _________ du métro à Versailles? (retourner-p.c.)

Slide 30 - Open question

Kennis van land en volk
Kies het juiste antwoord:

Slide 31 - Slide

In Strasbourg spreekt men...
A
Duits, Luxemburgs, Frans
B
Vlaams, Duits, Frans
C
Frans, Luxemburgs, Alsacien
D
Frans, Duits, Alsacien

Slide 32 - Quiz

Décrire
Je ziet hiernaast een afbeelding van een voorwerp.
Je gaat bij de volgende slide het voorwerp beschrijven in het Frans in een hele zin.
 

Slide 33 - Slide

Geef een beschrijving in het Frans van het voorwerp uit de vorige slide
(de nietmachine) Begin de zin met: Elle......

Slide 34 - Open question

Décrire
Je ziet hiernaast een afbeelding van een voorwerp.
Je gaat bij de volgende slide het voorwerp beschrijven in het Frans in een hele zin.
 

Slide 35 - Slide

Geef een beschrijving in het Frans van het voorwerp uit de vorige slide
(het potlood) Begin de zin met: Il....

Slide 36 - Open question

La fin (einde toets)
Lever je toets direct in als je klaar bent.

Slide 37 - Slide