hoofdstuk 3

chapitre 3, en route
We sluiten dit hoofdstuk af met een mondelinge toets
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

chapitre 3, en route
We sluiten dit hoofdstuk af met een mondelinge toets

Slide 1 - Slide

introduction

Slide 2 - Slide

Autoroute du soleil

Slide 3 - Mind map

DÉTAIL INTÉRESSANT De Nederlandse Spoorwegen noemen we de NS. In Frankrijk heet dit la SNCF. De nationale en internationale hogesnelheidstrein van de SNCF (tot wel 320 km per uur!) is de TGV, le Train à Grande Vitesse. Als je van Amsterdam naar Parijs wilt met de trein, neem je de hogesnelheidstrein Thalys. En wist je dat de Thalys ook rechtstreeks naar Disneyland Paris én de Franse Alpen gaat?

1 Hoelang duurt de reis van Amsterdam Centraal naar Parijs met de Thalys?

Slide 4 - Open question

2 Je gaat op wintersport naar Bourg Saint Maurice in de Franse Alpen. Zoek uit hoe je daar komt met de trein vanaf Amsterdam. Wat is de prijs per persoon en hoelang duurt de reis?

Slide 5 - Open question


Slide 6 - Open question

Passé composé met avoir en être
- Hoe maak je de passé composé
- vervoeging van avoir en être
- vertaling van de passé composé
onderdeel D, grammatica

Slide 7 - Slide

Wat is de passé composé?
A
ik eet
B
ik heb gegeten
C
ik at
D
ik zal eten

Slide 8 - Quiz

Wat is de passé composé?
A
De tegenwoordige tijd (ik dans)
B
De verleden tijd (ik danste)
C
De voltooide tegenwoordige tijd (ik heb gedanst)
D
De voltooide verleden tijd (ik had gedanst)

Slide 9 - Quiz

COMBINEZ:
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 10 - Drag question

etre
=
 zijn




Sleep de juiste vorm van aller naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
es
sont
est
etes
sommes
suis

Slide 11 - Drag question

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

De passé composé van 'faire'
De passé composé van 'avoir'
De passé composé van 'être' 
fait
été
eu

Slide 15 - Drag question

ga nu naar de planning van de methode
Week 6, onderdeel D

Slide 16 - Slide

onderdeel H
GRAMMAIRE: 
Het lijdend voorwerp 

Slide 17 - Slide

Lijdend voorwerp

Slide 18 - Slide

Regel
  • Is het lijdend voorwerp mannelijk ev? --> le 
  • Is het lijdend voorwerp vrouwelijk ev? --> la
  • Begint het lijdend voorwerp met een klinker / stomme h en staat het in ev? --> l' 
  • Staat het lijdend voorwerp in het meervoud? --> les

Slide 19 - Slide

Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp kun je in het Frans vervangen door: 

le 
la 
l'
les

Slide 20 - Slide

Vervang het lijdend voorwerp:

Je connais le garçon.
A
je le connais
B
je la connais
C
je l'connais
D
je les connais

Slide 21 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mange la pizza.
A
Je le mange
B
Je la mange
C
Je l' mange
D
Je les mange

Slide 22 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Je mets les vêtements.
A
Je le mets
B
Je la mets
C
Je l' mets
D
Je les mets

Slide 23 - Quiz

Vervang het lijdend voorwerp:
Elle met le pantalon.
A
Elle le met
B
Elle la met
C
Elle l' met
D
Elle les met

Slide 24 - Quiz

Waar staat het lijdend voorwerp goed
A
je les achète demain
B
les j'achète demain
C
j'achète les demain
D
j'achète demain les

Slide 25 - Quiz

Waar plaats ik het lijdend voorwerp in de zin?
A
voor de persoonsvorm
B
na de persoonsvorm

Slide 26 - Quiz

lijdend voorwerp:
vous connaissez le garçon?
A
je le connais
B
je la connais
C
je l'connais
D
je les connais

Slide 27 - Quiz

préparation au teste
7 phrases
3 passé composé

Slide 28 - Slide

minimaal 1 Franse zin per persoon

Slide 29 - Open question