Blog + grammar test

Blog
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Blog

Slide 1 - Slide

Afspraken
  1. Geen jassen, petten, hoedjes etc.
  2. Oordoppen uit en weg.
  3. Geen telefoons, tenzij het nodig is voor de les.
  4. Geen eten/ drinken.
  5. Later dan 5 min? Tweede halfuur terugkomen.
  6. Iets zeggen/ vragen? Steek je hand op.

Slide 2 - Slide

Previously, in English class
Holiday invitation
Grammar

Slide 3 - Slide

Goals for today
  • Aan het einde van de les heb je jouw grammatica kennis getest
  • Aan het einde van de les ken je de basis grammatica regels
  • Aan het einde van de les kan je een blog in elkaar zetten

Slide 4 - Slide

Before we continue
Wat: Je gaat zo een grammar test maken om te kijken naar hoe goed je de grammatica van de vorige les kent.
Hoe: Zelfstandig
Hulp: Geen hulp
Tijd: 10 minuten
Uitkomst: We gaan het aan het eind bespreken
Klaar: Je mag iets voor jezelf doen, in stilte

Slide 5 - Slide

Present Simple
Tegenwoordige tijd
  1. Feiten --> This book has 250 pages
  2. Gewoonten --> Donna always cuts her nails short
  3. Regelmatige handelingen --> I never go to the supermarket on Fridays

 SHIT-regel

Bij She/ He/ It plak je een -s achter het werkwoord
She walks
He eats
It screams 

Slide 6 - Slide

Past Simple
Verleden tijd: ww + -ed
Als er iets in het verleden is gebeurt.
Er staan signaalwoorden als Yesterday, three days ago, last month etc. in

I played baseball last year
She laughed so hard three days ago, her stomach still hurts
A month ago, he called me beautiful 

Slide 7 - Slide

Present Perfect
Voltooid tegenwoordige tijd : has/ have + voiltooid deelwoord 
  1. In het verleden begonnen en is nu nog bezig --> She has lived in Spain for 8 years
  2. In het verleden begonnen en heeft nog invloed op het nu --> I have never been to Disneyland

Regelmatige werkwoorden = + -ed --> work = Have worked
Onregelmatige werkwoorden = derde rijtje (uit het hoofd leren) --> do = have done

Ezelsbruggetje voorzetzels:  F Y N E  J A S 
For Yet Never Ever Just Always Since
Has --> SHIT (She/ He/ It)                                                                      Had --> Verleden tijd
Have --> Alle andere persoonsvormen

Slide 8 - Slide

Past Perfect
Voltooid verleden tijd: had + voltooid deelwoord
Wanneer je meerdere momenten in het verleden bespreekt

She had dropped my phone, when I came in 
You loved it, because you had never seen something like that before

Je gebruikt de Past Perfect bij de gebeurtenis die het langst geleden is gebeurt en de Past Simple bij de gebeurtenis die het minst lang geleden is gebeurt

Signaalwoorden: (Right) after, before, when, as soon as, because

Slide 9 - Slide

Present Continuous
Duurvorm in tegenwoordige tijd : ww to be + -ing

Vind plaats in het nu --> 
I am walking right now
She is eating at this moment
It is currently raining

Slide 10 - Slide

Past Continuous
Duurvorm in verleden tijd: ww to be + -ing

Bij het aangeven dat je iets een tijdje deed

We were fighting, when my sister came in 
I was sleeping, when my alarm went off

De Past continuous is iets wat aan het gebeuren was en de Past Simple is de korte actie die de gebeurtenis onderbrak

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

What is a blog?
Website waar 'bloggers' regelmatig informatie over verschillende onderwerpen + hun meningen op delen. De lezers kunnen op deze 'posts' reageren door een opmerking achter te laten op de website bij het artikel zelf.

Slide 13 - Slide

How to describe something?
Waar maak je gebruik van wanneer je mensen, dieren, dingen beschrijft?

Bijvoeglijk naamwoorden

Een mooi huis = a beautiful house

This is a very basic sentence. How can we make it a bit more special? What words can be used instead of beautiful?


Slide 14 - Slide

Synonyms
Verschillende woorden met dezelfde betekenis.

Tip! Maak wanneer je iets gaat schrijven gebruik van synoniemen. Kijk elke keer dat je 'simpele woorden' wilt gebruiken naar een alternatief.

Let op! Je kunt niet alle woorden in dezelfde context gebruiken. In principe betekenen de woorden hetzelfde, maar er zijn subtiele verschillen in de betekenis.



Slide 15 - Slide

How to write a blog
  1. Kies een Boeiend Onderwerp: Kies een onderwerp dat aansluit bij jouw doelgroep.
  2. Maak een Aansprekende Titel: Creëer een pakkende titel die lezers aantrekt en hen aanmoedigt om te klikken.
  3. Maak een Overzicht van je pagina: Plan de structuur van je pagina om lezers door je ideeën te leiden.
  4. Persoonlijke Connectie: Geef je pagina een persoonlijk tintje om een connectie te maken met je publiek.
  5. Duidelijke Indeling: Gebruik korte alinea's en heldere onderwerpen met een visueel schone indeling.
  6. Doe Voorstellen voor Oplossingen: Sluit af met een duidelijk standpunt of een oplossing voor het besproken probleem









Slide 16 - Slide

Your Turn
Wat: Je gaat zelf een blog schrijven over 'Your favorite jewelry piece'. Maak het in de vorm van en poster (dus met afbeeldingen). Jouw blog moet minimaal 150 woorden bevatten. 
Hoe: Zelfstandig in het Engels
Hulp: Klasgenoten, mij, Uncle Google (You know the drill) + Link op de volgende slide (op deze website vind je links naar blogs die je als inspiratie mag gebruiken)
Tijd: 20 minuten
Uitkomst: Je moet jouw blog volgende week presenteren

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Link

Goals for today
  • Aan het einde van de les heb je jouw grammatica kennis getest
  • Aan het einde van de les ken je de basis grammatica regels
  • Aan het einde van de les kan je een blog in elkaar zetten

Slide 19 - Slide

Wat vond je van de les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

The End
Homework: Poster blog

Slide 21 - Slide