A3 P2 2425 PO Familiegeschiedenis

Mogelijke PO-onderwerpen
SCHOOLLEVEN, VRIJETIJDSBESTEDING, SPORT, ETEN, REIZEN, MIGRATIE, MUZIEK, HERINNEREN, FAMILIELEVEN, TRADITIES, SAMENLEVING, ARCHITECTUUR, , KLIMAAT, DOOD, DEPRESSIE, DROMEN, AARDE, ECONOMIE, EMANCIPATIE , EXTREMISME, ZIEKTE, KENNIS, LIEFDE, WAANZIN, NATUUR, POLITIEK, RELIGIE, TECHNOLOGIE, COMMUNICATIE, GEWELD, MODE, LUXE, ARMOEDE, STUDEREN, STUDENTENTIJD, NIEUWS, LEKKERNIJEN, TERRORISME, GEZINSLEVEN, KLIMAATVERANDERING, ACTIVISME, DISCRIMINATIE, MENSENRECHTEN enz.
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Mogelijke PO-onderwerpen
SCHOOLLEVEN, VRIJETIJDSBESTEDING, SPORT, ETEN, REIZEN, MIGRATIE, MUZIEK, HERINNEREN, FAMILIELEVEN, TRADITIES, SAMENLEVING, ARCHITECTUUR, , KLIMAAT, DOOD, DEPRESSIE, DROMEN, AARDE, ECONOMIE, EMANCIPATIE , EXTREMISME, ZIEKTE, KENNIS, LIEFDE, WAANZIN, NATUUR, POLITIEK, RELIGIE, TECHNOLOGIE, COMMUNICATIE, GEWELD, MODE, LUXE, ARMOEDE, STUDEREN, STUDENTENTIJD, NIEUWS, LEKKERNIJEN, TERRORISME, GEZINSLEVEN, KLIMAATVERANDERING, ACTIVISME, DISCRIMINATIE, MENSENRECHTEN enz.

Slide 1 - Slide

Welkom A3
Uitleg PO Familiegeschiedenis

Lezen: elke start van de les 10 minuten: z.s.m. leesboek kiezen en bestellen 

PO Familiegeschiedenis inleveren wk 51 (tijdens eerste les Nederlands)- dit is vóór de kerstvakantie (geprint in snelhechter en via Magister)



Slide 2 - Slide

A3A - PO Familiegeschiedenis P2
Wat gaan we doen?
- Uitleg PO Familiegeschiedenis -> kies vandaag een onderwerp
- Toets P1 bespreken (eind v/d les)
- Goede open interviewvragen bedenken (2 X 10 vragen)
- Deadline vrijdag 15 november -> inleveren interviewvragen via Magister-Elo-Opdrachten 

- Huiswerk ma 18 nov. meenemen: aantekeningen van het eerste afgenomen interview. Dit werk je in de lessen uit volgende week.
- Deadline vrijdag 22 november -> inleveren 1e interviewverslag via Magister-Elo-Opdrachten

Let op: het halen van de deadlines telt mee voor je werkhouding!

Slide 3 - Slide

A3B -> Hoe ver zijn we?
I.p.v. twee familieportretten, maak je één familieportret (= zelfde als een interviewverslag) bestaande uit 1000-1400 woorden, 
Het familieportret bestaat uit:
  • een originele titel
  • de inleiding (met een pakkende beginzin)
  • de kern met een aantal alinea's met o.a. citaten van de geïnterviewde en algemene informatie over het onderwerp
  • het slot met een conclusie/samenvatting en een goede uitsmijter.
  • verwerk minimaal twee foto's/illustraties/afbeeldingen in de tekst

Slide 4 - Slide

Eisen aan het PO Familiegeschiedenis


Inleveren in een snelhechter met daarin de volgende onderdelen:
• Titelblad (naam, klas, inleverdatum, namen docenten)
• Inhoudsopgave met paginanummering (behalve op titelblad)
• Voorwoord
• Lijst met 2x tien vragen (voor A3B geldt 1x tien vragen)
• Historische context
• Twee interviewverslagen (voor A3B geldt één interviewverslag)
• Bijpassende afbeeldingen met onderschrift verwerkt in de interviewverslagen en/of in de historische context
• Nawoord
• Bronvermelding volgens APA
Deadline: Week 51 via Magister-Elo-Opdrachten in één Word-bestand en in week 51 lever je tijdens de eerste les Nederlands het PO in op papier in een snelhechter.



Slide 5 - Slide

Wat staat er in een voorwoord?
Een voorwoord komt voor de inhoudsopgave en daarin schrijf je:
  • wie je bent, in welke klas/niveau je zit, naam van de school (maar start de zin niet met: Hoi, ik ben.... en ik zit op....)
  • waarom je dit PO Familiegeschiedenis maakt (voor welke vakken), wat je hoopt te leren en waar je tegenop ziet 
  • een korte introductie van je onderwerp in maximaal 2 tot 3 zinnen en waarom je hiervoor hebt gekozen
  • dankwoordje aan de personen die je hebt geinterviewd en de docenten die jou hebben lesgegeven en dit PO gaan beoordelen
Het voorwoord eindig je altijd met je naam en de plaatsnaam en datum ten tijde van het schrijven. Je schrijft het voorwoord in een persoonlijke, maar professionele, stijl.

Slide 6 - Slide

Wat hoort er in het nawoord?
In het nawoord heb je ruimte om te reflecteren en te evalueren. 
Het is belangrijk stil te staan bij jouw ervaringen van de afgelopen periode. 

De volgende vragen kun je beantwoorden in je nawoord:
  • Wat ging er goed en wat niet?
  • Wat zou je de volgende keer anders doen?
  • Wat heb je ervan geleerd?
  • Hoe was de samenwerking met de familieleden die je hebt geïnterviewd


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

1.3 Lezen 
Zie ook overzicht op p. 263-265
- artikel - uiteenzetting -> verschillende tekststructuren
- onderwerp en hoofdgedachte
- opbouw alinea's & kernzin
- functie inleiding, kern en slot
- tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 9 - Slide

Stappen interviewverslag
Na het interview volgt het schrijven van het daadwerkelijke verslag. 
Dat doe je in verhaalvorm in de derde persoon enkelvoud. Dat betekent dus dat je de vragen verwerkt in een tekst en niet letterlijk ‘’antwoord + vraag’’ noteert. Natuurlijk mag je wel citeren.

NIET:
Welke opleiding volgt u?
Ik studeer HBO Management, Economie en Recht.
Hoe lang en waar doet u dat?
Drie jaar, aan de Hanze Hogeschool.
MAAR WEL:
Herman studeert sinds drie jaar HBO Management, Economie en Recht aan de Hanze Hogeschool. ‘’Een goede keuze’’, aldus Herman. ‘’Deze opleiding is heel breed. Ik kan er straks alle kanten mee op.’’

Bron: http://www.taalwinkel.nl/tekstsoorten/het-schrijven-van-een-interviewverslag/ 


Slide 10 - Slide

Vaste tekststructuren
Naam
Inleiding
Kern
Slot
Aspectenstructuur
onderwerp
aspecten van onderwerp
samenvatting

Vraag-antwoordstructuur
vraag
mogelijke antwoorden
samenvatting / beste antwoord
Verleden-heden-toekomststructuur
onderwerp
situatie vroeger 
situatie nu
conclusie / 
toekomstverwachting
Voor-en-nadelen-structuur
vraag of stelling
voordelen
nadelen
afweging / conclusie
Argumentatiestructuur
stelling
(tegen)argumenten
weerleggingen
conclusie / stelling
Verklaringsstructuur
verschijnsel
kenmerken/voorbeelden
oorzaken/verklaringen
conclusie / meest waarschijnlijke verklaring
Probleem-oplossingsstructuur
probleemstelling
beschrijving, oorzaken, gevolgen en oplossingen
beste oplossing

Slide 11 - Slide

Onderwerp en hoofdgedachte
  • Het onderwerp is een woord of woordgroep die aangeeft waar de tekst over gaat (geen zin).  
    Vleesconsumptie
  • De hoofdgedachte is een mededelende zin (dus géén woord!) die het belangrijkste weergeeft wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd (geen vraag). Nederlanders zouden iets minder vlees moeten eten.

Slide 12 - Slide

Voorkeurplaats
  • Onderwerp en hoofdgedachte vind je vaak op voorkeurplaatsen, zoals in de titel, inleiding en slot. 
  • Deelonderwerpen behandel je in verschillende alinea's en kun je aangeven met tussenkopjes

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Alinea - kernzin
Een goede alinea heeft een onderwerp en een hoofdgedachte. 
De zin die het belangrijkste van een alinea weergeeft, noem je een kernzin

De kernzin is:
- de eerste zin (vaak)
- de tweede zin (als de eerste zin het verband met vorige of volgende alinea's aangeeft) of soms de derde zin
- de laatste zin (soms) als het gaat om een conclusie

Slide 15 - Slide

Titel - inleiding - kern - slot
Schrijf eerst voor jezelf op welke functies deze vier onderdelen hebben (5 minuten)
- titel:
- inleiding:
- kern:
- slot:

Bespreek met je groepje jullie antwoorden (overeenkomsten/verschillen?)
Beantwoord de vraag wat er niet in het slot thuishoort.

Slide 16 - Slide

  • Functie van de titel: aandacht trekken, nieuwsgierig maken en/of het onderwerp van de tekst noemen 
  • Functie inleiding: aandacht trekken en de lezer nieuwsgierig maken. 
  • Dat kan o.a. door:
  1. Het onderwerp aankondigen 
  2. Een kort grappig of bijzonder verhaaltje vertellen (anekdote)
  3. Een of meer vragen stellen.
  4. De aanleiding noemen 
  5. Introductie persoon/personen
  6. Mening geven
  7. Samenvatting v/d inhoud geven
  • Functie kern/middenstuk: deelonderwerpen benoemen en uitleggen.

  • Functie slot: de tekst afsluiten, dat kan op de volgende drie manieren: 
  1. Conclusie/samenvatting  
  2. Toekomstverwachting 
  3. Advies/waarschuwing

In het slot staat NOOIT nieuwe informatie

Slide 17 - Slide

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Plagiaat - bronvermelding - citeren

Plagiaat voorkomen door juist citeren, parafraseren en gebruik bronvermelding (APA)

Aanhalingstekens gebruik je als je citeert.
‘Als het aan mij ligt,’ zei Biden,’ krijgt hij een eerlijk proces.’
Trump antwoordde: 'Fake... all fakenews!'
'Ik had daar in het Witte Huis een ‘prettige’ tijd,' zei Trump.
Biden reageerde daarop: 'Maar nu is het mijn beurt!'

Schrijf van jouw gebruikte artikelen de bronvermelding volgens de APA-normen 

Slide 20 - Slide

Parafraseren
Parafraseren
Een verwijzing in de tekst is een beknopte manier om de lezer te laten zien waar het oorspronkelijke idee vandaan kwam en om erkenning aan de oorspronkelijke auteur te geven.

Volgens de APA-richtlijnen moet je de achternaam van de auteurs en het jaar van publicatie noteren. Dit kan op meerdere manieren:
Uit een eerder onderzoek blijkt dat er veel behoefte is aan … (Swaen, 2014).
Swaen (2014) schrijft dat er veel behoefte is…
In 2014 beschreef Swaen dat er steeds meer behoefte is…

Slide 21 - Slide

Citeren 
Citeren
Wanneer je een fragment van een tekst uit een andere bron kopieert en deze tussen aanhalingstekens plaatst, dan ben je aan het citeren. 
De docent Nederlands adviseert: 'Kijk eens op de website van Scribbr, daar kun je de bronvermelding in de APA-generator zetten'.

Op de volgende pagina vind je een link naar www.OnzeTaal.nl met allerlei tips hoe je goed citeert volgens de officiële regels. Op de pagina erna volgt een link naar www.scribbr.nl 




Slide 22 - Slide

Slide 23 - Link

Slide 24 - Link

Incongruentie p.46
Als het getal (enkelvoud of meervoud) van het onderwerp en dat van de persoonsvorm niet overeenkomt, is er sprake van incongruentie. 

Incongruentie = iets past niet bij elkaar (niet congruent)

Kijk maar:                                     
                                                          De vogel zitten op de stok (INCONGRUENTIE)
       

Slide 25 - Slide

Incongruentie 
  • De media heeft iets naars gepubliceerd. 
  • (de media = onderwerp -> meervoud; heeft = enkelvoud)
     = INCONGRUENTIE

  • De klas hebben dat leuk georganiseerd!
  • (klas = onderwerp -> enkelvoud; hebben = meervoud)
    = INCONGRUENTIE

Slide 26 - Slide

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 27 - Quiz

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 28 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 29 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Men zien door de bomen het bos niet meer
B
Men ziet door de bomen het bos niet meer

Slide 30 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Er stonden nog drie pakken rijst in de voorraadkamer
B
Er stond nog drie pakken rijst in de voorraadkamer

Slide 31 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Twintigduizend mensen bezocht het festival
B
Twintigduizend mensen bezochten het festival

Slide 32 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Een partij sportschoenen spoelde aan op het strand
B
Een partij sportschoenen spoelden aan op het strand

Slide 33 - Quiz

Wat is goed / congruent?
A
Op Museumdag is de meeste musea gratis toegankelijk.
B
Op Museumdag zijn de meeste musea gratis toegankelijk.

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video