H3 po familiegeschiedenis_leerling

PO familiegeschiedenis
Op Magister vind je in de ELO  
(Studiewijzers, werkwijzers en po's)
nog meer informatie over het po 
familiegeschiedenis:


- het po zelf
- de beoordelingsrubric



1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

PO familiegeschiedenis
Op Magister vind je in de ELO  
(Studiewijzers, werkwijzers en po's)
nog meer informatie over het po 
familiegeschiedenis:


- het po zelf
- de beoordelingsrubric



Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Om te beginnen met je eerste interviewverslag:
Kies een onderwerp! 

- Zoek via Google naar informatie over een tijdsperiode 
                                                              (bv. Nederland in de jaren '80).
- Bedenk wat je wilt weten/onderzoeken over dat onderwerp.
- Schrijf je idee(en) op werkblad 1 in je po.

Bedenk interviewvragen!

- Kies voor open vragen i.p.v. gesloten vragen.                                                                                            Bedenk minimaal 10 vragen.


Slide 4 - Slide

Interviewverslag  - achtergrondinformatie zoeken
onderwerp (thema) / ong. vier deelonderwerpen / illustraties

  



Inleiding: A Algemene beschrijving van de geinterviewde  - introductie
                                                                                                               - historische context
                    B Onderwerp (bv. onderwijs in de jaren '50)

Kernalinea's (deelonderwerpen)  - onderwijsvisie  (doel van onderwijs)
                                                                - organisatie  (klassen, leeftijd, opstelling lokaal)
                                                                - didactiek   (de manier van lesgeven)                
                                                                - pedagogiek  ( gezag docent en straffen)           
                                                                - kansengelijkheid (verschil jongens en meisjes)

Bedenk kortom wat je over je onderwerp wil weten: stel daar interviewvragen over
Tekstopbouw

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

APA - bronvermelding   (po p. 7)
Wat is APA?
- APA is een methode om te verwijzen naar bronnen in een literatuurlijst.
- Deze methode wordt over de hele wereld gebruikt. Iedereen houdt zich aan exact dezelfde             volgorde van onderdelen en iedereen zet de punten en de haakjes op exact dezelfde plek.

Het nut van APA

- Je kunt aantonen dat je niet zomaar iets verzonnen hebt, maar dat je je baseert op anderen.
-  Anderen kunnen controleren of het wel klopt wat je schrijft.
- Je kunt iemand de eer geven die hem of haar toekomt als je zijn of haar woorden overneemt.




Slide 7 - Slide

APA - bronvermelding   (po p. 7)
Boek: achternaam auteur, initialen voornamen. (jaar van uitgave). Titel en evt. ondertitel. Plaats  van uitgave: Uitgeverij. pag.nrs.

Webartikel: achternaam auteur, initialen voornamen. (jaar, dag maand). Titel webpagina. Naam  website. [Laatst geraadpleegd op: datum en tijdstip]. url: www.url_toevoegen.nl  
 
Krantenartikel: achternaam auteur, initialen voornamen. (jaar, dag maand). Titel artikel.  Naam krant, pag.nrs. 

Tijdschriftartikel: achternaam auteur, initialen voornamen. (jaar). Titel artikel. Naam tijdschrift. Jaargang (nummer), pag.nrs.



Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

In het voorwoord vertel je voor welk onderwerp (of onderwerpen) je hebt gekozen en waarom.
Introduceer hier ook de personen die je gaat interviewen. Plaats die personen (kort) binnen een historische context. Tot slot beschrijf je wat je verwachtingen over dit po zijn. 
Een voorwoord is een persoonlijke tekst, die je schrijft in de ik-vorm.


N.B. verwar een voorwoord niet met een inleiding! Het verschil is dat een inleiding meer inhoudelijk is en het voorwoord meer persoonlijk
Een voorwoord is ongeveer een half A4 lang. Je moet een voorwoord kort houden – maximaal 5 alinea’s – want de lezer moet namelijk wel geboeid blijven.

Slide 13 - Slide

Opbouw alinea
  • In een alinea staat meestal een kernzin -> geeft aan waar de alinea over gaat/ belangrijke informatie.

  • De rest van de alinea bestaat dan uit toelichting en/of voorbeelden bij de kernzin. 
  • Slide 14 - Slide

    Opbouw alinea (2)

    • Begin de alinea met een inspringing: gebruik daarvoor de tab-toets. 
    • Start een alinea met (een) kernzin(nen) (1e en/of 2e zin). De kernzin(en) gaat/gaan over de algemene informatie, gevonden over jouw onderwerp.
    • De rest van de alinea bestaat dan uit; 
    • 1. een toelichting en/of voorbeelden bij de kernzin(nen). 
    • 2. citaten, voorbeelden en/of ervaringen van de geinterviewde(n).                                           N.b. schrijf je verslag in de derde persoon enkelvoud (hij/zij ....)

    Slide 15 - Slide

    Slide 16 - Slide

    Schrijftips
    1. Schrijf foutloos: geen spel- en formuleerfouten.
    2. Maak je zinnen niet te lang. 
    3. Bedenk goed waar een zin begint en eindigt. 
    4. Een zin begint niet met een voegwoord (terwijl, want, maar, en).
    5. Lees je tekst nog eens goed na.

    Slide 17 - Slide

    Meer samenhang creëeren

    Slide 18 - Slide

    In het nawoord heb je ruimte om te reflecteren en te evalueren. Het is belangrijk om stil te staan bij jouw ervaringen van de afgelopen periode. 

    Wat ging goed? Wat vond je moeilijk? 
    Wat heb je geleerd? Wat zou je de volgende keer anders doen? Zijn je verwachtingen (zie voorwoord) uitgekomen? 
    Ook het nawoord is een persoonlijke tekst, die je schrijft in de ik-vorm.


    Een nawoord is ongeveer een half A4 lang. Je moet een nawoord kort houden – maximaal 5 alinea’s – want de lezer moet namelijk wel geboeid blijven.

    NA

    Slide 19 - Slide