5.2 (Bewegingen) 2M

• Natuurkunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Programma

- Herhalen paragraaf 1 hst 2

- Bespreken paragraaf 2 en 3 van hoofdstuk 2

- Zelfstandig aan het werk

- Vooruitblik

Leerdoelen

- Je kunt de gemiddelde snelheid van een voorwerp berekenen

- Je kunt snelheid in m/s omrekenen naar km/h en omgekeerd

- Je kunt de afstand berekenen die een voorwerp in een bepaalde tijd aflegt

Gemiddelde snelheid

Wat is gemiddelde snelheid?

Geeft aan hoe snel iemand of iets beweegt!

Berekenen door:

Gemiddelde snelheid = afstand/ tijd

Gemiddelde afstand

Gemiddelde afstand 

Eenheden snelheid omrekenen

Om snelheden om te rekenen moet je weten dat:

1 km= 1000 m

1 uur= 60 min = 3600 s

van m/s naar km/h doe je bijv 1,36 m/s x 3,6 = 4,9 km/h

omgekeerd van km/h naar m/s doe je :3,6

Afstand berekenen 

Zelfstandig werken

Je gaat 20 min ALLEEN in stilte werken aan de opdrachten 1 t/m 8 van paragraaf 2 hst 2.

Klaar? Lees paragraaf 3

Leerdoelen

- - Je kunt uitleggen wat er gebeurt met de snelheid bij een eenparige, versnelde en vertraagde beweging

- Je kunt de snelheid op elk moment van een eenparige, versnelde en vertraagde beweging herkennen

Versnelde beweging

dsada

tussenruimtes worden steeds groter --> snelheid wordt steeds groter 

Versnelde beweging

Eenparige beweging

Tussenruimtes zijn steeds even groot --> snelheid verandert niet

Eenparige beweging

Vertraagde beweging

sdsdsdsd

tussenruimtes worden steeds kleiner --> snelheid neemt af

Vertraagde beweging

Onthouden dat

3 soorten bewegingen eenparig, versneld en vertraagd

van m/s naar km/h is x3,6 en omgekeerd is :3,6

eenparig --> tussenruimtes zijn gelijk --> snelheid blijft hetzelfde

versneld --> tussenruimtes worden steeds groter -->snelheid neemt toe

vertraagd --> tussenruimtes worden steeds kleiner --> snelheid neemt af

Zelfstandig werken

- Maken opdrachten 1 t/m 9 paragraaf 3 hst 2

Huiswerk: paragraaf 2 en 3 maken

Vooruitblik

- Herhalen paragrafen 1 t/m 3

- Huiswerk paragraaf 2 en 3 opdrachten afmaken

bespreken paragraaf 4