5. Welke botstukken articulairen (vormen gewricht) met elkaar op de “lijn van Chopart”? a. Hielbeen met sprongbeen + hielbeen met teerlingbeen
b. Hielbeen met teerlingbeen + sprongbeen met scheepvormigbeen
c. Teerlingbeen en de 3 wiggebeenderen met de basis van de middenvoetsbeenderen
6. Wat is juist?
I. De ossa cuneiformia maken deel uit van de metatarsus.
II. De ossa sesamoïdea maken deel uit van de metatarsus.
I is juist
II is juist
I en II zijn beide juist
I en II zijn beide onjuist
7. Welke botstukken vormen de mediale lengteboog van de voet?
a. Hielbeen, sprongbeen, scheepvormig been, 1e wiggebeen, 1e middenvoetsbeen, 2 sesambeentjes
b. Hielbeen, sprongbeen, teerlingbeen, 1e wiggebeen, 1e middenvoetsbeen, 2 sesambeentjes
c. Hielbeen, teerlingbeen, scheepvormig been, 1e wiggebeen, 1e middenvoetsbeen, 2 sesambeentjes
8. Welke botstukken vormen het “onderste spronggewricht” van de voet?
a. Het sprongbeen, het hielbeen, het scheepvormigbeen
b. Het sprongbeen, het hielbeen, het teerlingbeen
c. Het sprongbeen, het scheenbeen, het kuitbeen