5.4 - Gedrag leren
1 / 37
Lesson duration is: 50 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Een lijst met handelingen en afkortingen heet een...
A
Tabel
B
Protocol
C
Ethogram
D
Grafiek
Slide 4 - Quiz
Hoeveel handelingen staan in de volgende zin?
'De hond staat op uit zijn mand en loopt naar zijn bak, waar hij gaat eten'
'De hond staat op uit zijn mand en loopt naar zijn bak, waar hij gaat eten'
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 5 - Quiz
Waar of niet waar?
Je maakt een protocol, voor je het ethogram maakt
Je maakt een protocol, voor je het ethogram maakt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 6 - Quiz
Iemand die onderzoek doet naar gedrag, noem je een...
Slide 7 - Open question
Een lijst met handelingen en afkortingen heet een...
A
Tabel
B
Protocol
C
Ethogram
D
Grafiek
Slide 8 - Quiz
Hoeveel handelingen staan in de volgende zin?
'De hond staat op uit zijn mand en loopt naar zijn bak, waar hij gaat eten'
'De hond staat op uit zijn mand en loopt naar zijn bak, waar hij gaat eten'
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 9 - Quiz
Waar of niet waar?
Je maakt een protocol, voor je het ethogram maakt
Je maakt een protocol, voor je het ethogram maakt
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quiz
Iemand die onderzoek doet naar gedrag, noem je een...
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Wat is aangeboren gedrag?
A
Alles wat een mens of dier doet.
B
Een snelle reactie die onbewust gebeurt
C
Gedrag dat je vanaf je geboorte al hebt.
D
Prikkels waar soortgenoten op reageren.
Slide 27 - Quiz
Een voorbeeld van aangeboren gedrag is
A
de route die een bij neemt naar een bloem
B
een puppy die de tepel opzoekt bij zijn moeder
C
een kind dat een bal vangt
D
een kat die op de kattenbak poept
Slide 28 - Quiz
Wat is inzichtelijk leren?
A
Leren door te uitproberen
B
Leren door nadenken
C
Voornamelijk leren in de eerste levensperiode
D
Nadoen van andere dieren
Slide 29 - Quiz
Wat is gewenning?
A
Leren dat je altijd moet reageren.
B
Leren dat reageren niet altijd nodig is.
C
Leren dat reactie noodzakelijk is.
D
Leren in korte gevoelige periode.
Slide 30 - Quiz
Imiteren leer je door:
A
Gedrag na te doen
B
Gedrag te herhalen
C
Nieuw gedrag te bedenken
Slide 31 - Quiz
Trial and Error
Conditionering
Inprenting
Slide 32 - Drag question
Wat is inprenten?
A
Leren door na te doen
B
Leren door ervaring
C
Leren in een korte gevoelige periode
D
Leren om te overleven
Slide 33 - Quiz
Welke van deze gedragingen is leren door oefenen?
A
Een jong eendje volgt zijn moeder
B
Een welp (jonge leeuw) leert door nadoen jagen
C
Door rijlessen auto leren rijden
D
Een zalm gaat ieder jaar terug naar dezelfde broedgrond
Slide 34 - Quiz
Een leerling zegt dat hij iets niet snapt
De leraar legt het uit.
(1 of meer antwoorden goed)
De leraar legt het uit.
(1 of meer antwoorden goed)
A
De leraar voldoet aan het rolpatroon
B
De leraar reageert op een inwendige prikkel
C
De leraar vertoont asociaal gedrag
D
De reageert op een uitwendige impuls
