H2 - K6 Paragraf D: Grammatik

H2 - Woche 7 - Stunde 1
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

H2 - Woche 7 - Stunde 1

Slide 1 - Slide

Planung

Wochenaufgaben checken: Af: K6 Paragraf B, C (online)

Vorkenntnisse Grammatik: zwakke werkwoorden o.t.t. & volt.dw

Grammatik: 
  • Uitleg zwakke werkwoorden stam op d/t en voltooid deelwoord 
  • Selbstständig machen: Paragraf D: Grammatik: Aufgabe 10-13
Lernziele:
Je kunt de werkwoorden met stam op -d of -t in de tegenwoordige tijd gebruiken.
Je kunt het voltooid deelwoord van de werkwoorden met stam op -d of -t gebruiken.

Slide 2 - Slide

Hoe vind je de stam van een werkwoord?

Slide 3 - Open question

Welk ezelsbruggetje kan ik toepassen bij de uitgangen achter de stam?

Slide 4 - Open question

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t

Slide 5 - Drag question


Hallo, ich _____ Jan.
A
heiße
B
heiß
C
heißen
D
heißt

Slide 6 - Quiz


Wir _____ heute zum Strand
A
gehe
B
geht
C
gehen
D
gehet

Slide 7 - Quiz

(Machen) ...... du gern Sport in deiner Freizeit?
A
Macht
B
Mache
C
Machst
D
Machen

Slide 8 - Quiz

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Duits?
Noteer de basisregel.

Slide 9 - Open question

uitzondering voltooid deelwoord
1 . Werkwoorden met stam op -ieren = geen 'ge': fotografieren - fotografiert

2. Werkwoord begint met be/ver/emp/über = geen 'ge': verdienen - verdient

3. Sterke werkwoorden en onregelmatige werkwoorden = voltooid                            deelwoord. uit hoofd leren (Lernliste) : sein - gewesen, essen - gegessen

Slide 10 - Slide


volt. dw. van kaufen is:
A
gekauft
B
kauft
C
kaufet
D
gekaufen

Slide 11 - Quiz

volt. dw. van studieren is:
A
gestudiert
B
studiert
C
gestudieret
D
studieret

Slide 12 - Quiz


volt. dw. van wohnen is:
A
gewohnet
B
wohnt
C
wohnen
D
gewohnt

Slide 13 - Quiz


volt. dw. van schwimmen is:
A
schwimmen
B
geschwimmt
C
schwommen
D
geschwommen

Slide 14 - Quiz

Werkwoorden met stam op d-/ t in o.t.t.
Denk na + noteer                                                                            Zeit:  2 Minuten. 
1. Welke verschil zie je bij stam op -d/-t bij welke vormen? Waarom denk je?
2. Hoe zou het voltooid deelwoord eruit zien bij werkwoorden met stam op -d/-t?

Slide 15 - Slide

voltooid deelwoord werkwoorden met stam op d-/ t
Als de stam van het werkwoord op -t of -d (of -nen & -men) eindigt, vorm je het voltooid deelwoord als volgt:
GE + STAM + ET

Bijvoorbeeld:
reden - Ich habe gestern noch mit ihr geredet. 
atmen - Der Patient hat schwer geatmet. 

Slide 16 - Slide

Paragraf D: Grammatik
Selbstständig machen: Aufgabe 10 t/m 13 online (80% oder >)
Hulpmiddel: Boek Lernübersicht K6 & uitlegvideo 
Zeit: 20 Minuten
Fertig = 
  • Slim stampen Paragraf D makeb
  • Inleveren screenshot Slim Stampen K6 in teams
  • Leren: woordentoets K6 N-D & N-D 

Slide 17 - Slide

nächste Stunde
Wortschatz wiederholen

Grammatik wiederholen: Spiel mit Verben. 

Slide 18 - Slide

Seit wann ... du?
A
reitet
B
reitest

Slide 19 - Quiz

Ihr ... aber viel!
A
chattest
B
chattet
C
chatst
D
chattert

Slide 20 - Quiz

Warum ... er nicht?
A
antwortet
B
antwortest
C
antworted
D
andworest

Slide 21 - Quiz

Tim und Laura ... nicht mehr mit mir.
A
reden
B
redet
C
red
D
redest

Slide 22 - Quiz

reden
... du gern über Geld?

Slide 23 - Open question

antworten
Ich ... immer schnell im Chat.

Slide 24 - Open question

arbeiten
Mein Freund ... in einem Kleidergeschäft.

Slide 25 - Open question

finden
Wie ... du den neuen Supermarkt?

Slide 26 - Open question