This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Inhoud
-theorie over beroepstaak A, werkeenheid 2
Taalontwikkeling :
- Taalontwikkelingsstoornis (TOS)
- Overleg in leerteams olv mij
Slide 1 - Slide
Hier werd ik afgelopen week erg blij van..........
Slide 2 - Open question
Weet je nog? Fonologisch aspect van taal heeft te maken met........
A
klankontwikkeling
B
communicatieve ontwikkeling
C
betekenis van woorden
D
zinsopbouw
Slide 3 - Quiz
Weet je nog? Pragmatisch aspect van taal heeft te maken met........
A
klankontwikkeling
B
communicatieve ontwikkeling
C
betekenis van woorden
D
grammatica en zinsopbouw
Slide 4 - Quiz
Weet je nog? Syntactisch aspect van taal heeft te maken met........
A
klankontwikkeling
B
communicatieve ontwikkeling
C
betekenis van woorden
D
grammatica en zinsopbouw
Slide 5 - Quiz
Kind: Dat is papegaai, Krintus.Volwassene: Krintus?Kind: Nee, Krintus!Volwassene: O, bedoel je Quintus?Kind: Ja. Krintus.
Dit is een voorbeeld van.....
A
fonologisch aspect
B
syntactisch aspect
Slide 6 - Quiz
Lotte: “Vanochtend was ik nog klein, toen kon ik nog niet praten”. Door Lotte werd ‘vanochtend’ dus gebruikt voor alles wat in het verleden gebeurd is.
Dit is een voorbeeld wat hoort bij....
A
pragmatisch aspect
B
semantisch aspect
Slide 7 - Quiz
Taalachterstand vs taalstoornis Wat is het verschil?
Slide 8 - Open question
Taalontwikkelingsstoornis (TOS)
Problemen met het uiten en verwerken van taal
Normaal iq
7% van de kinderen in de leeftijd van 5 jaar (ongeveer 2 kinderen in een klas)
1 op de 20 kinderen (vaker dan dyslexie)
Jongens vaker dan meisjes
TOS kan verminderen maar gaat niet over.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Kinderen met tos:
horen goed;
leren hun moedertaal langzaam en moeizaam;
kunnen klanken en woorden moeilijk onthouden;
hebben moeite met de grammatica;
vinden omgaan met emoties lastig;
hebben moeite met plannen. bron:kentalis.nl
Slide 11 - Slide
Wat kun je doen in de klas?
Slide 12 - Open question
Slide 13 - Video
Dit kun je doen in de klas:
Veel vertrouwen te tonen in het kind.
Geduld te hebben als het kind iets wil uitleggen aan je.
Taalfouten ‘ongemerkt’ te verbeteren, door het zelf goed te herhalen.
Geen onverwachte beurt te geven.
Woorden uit te leggen, liefst met veel visuele ondersteuning (plaatjes, uitbeelden).
Het kind te helpen met organiseren: wat heb je bij deze les nodig?
Door jouw handelen te verwoorden. ‘Modelen’ helpt kinderen hun denkproces te structureren. bron: gedragsproblemenindeklas.nl