Taalverzorging

Oefenen taalverzorging
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenen taalverzorging

Slide 1 - Slide

Onderdeel: zinsontleding
Lees de vraag goed. 
Het gaat in elk geval over het 'ontleden' van zinnen. Je moet zinnen dus in stukken verdelen en de delen namen geven. 
WWG OND LV MV BWB

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

WWG: Een medewerker uit de Tweede Kamer heeft het nieuws vlak voor de persconferentie aan de journalist verteld.

Slide 4 - Open question

OND: Een medewerker uit de Tweede Kamer heeft het nieuws vlak voor de persconferentie aan de journalist verteld.

Slide 5 - Open question

LV: Een medewerker uit de Tweede Kamer heeft het nieuws vlak voor de persconferentie aan de journalist verteld.

Slide 6 - Open question

MW: Een medewerker uit de Tweede Kamer heeft het nieuws vlak voor de persconferentie aan de journalist verteld.

Slide 7 - Open question

BWB: Een medewerker uit de Tweede Kamer heeft het nieuws vlak voor de persconferentie aan de journalist verteld.

Slide 8 - Open question

Woordsoorten benoemen
Als er staat dat je woordsoorten moet benoemen, hoef je de zin niet in zinsdelen te verdelen. Je geeft alleen aan de gevraagde woorden een 'naam'.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Omdat ik een feestje wilde houden, moest ik heel veel lekkere hapjes maken.
A
omdat = vz
B
omdat = vw
C
omdat = lw
D
omdat = znw

Slide 11 - Quiz

Omdat ik een feestje wilde houden, moest ik heel veel lekkere hapjes maken.
A
feestje = bnw
B
feestje = ww
C
feestje = znw
D
feestje = vw

Slide 12 - Quiz

Omdat ik een feestje wilde houden, moest ik heel veel lekkere hapjes maken.
A
houden = ww
B
houden = lw
C
houden = znw
D
houden = vw

Slide 13 - Quiz

Omdat ik een feestje wilde houden, moest ik heel veel lekkere hapjes maken.
A
hapjes = ww
B
hapjes = znw
C
hapjes = vz
D
hapjes = vw

Slide 14 - Quiz

Onderwerpen onderstrepen en persoonsvormen/werkwoorden vervoegen in samengestelde zinnen.

Slide 15 - Slide

sldigj
lisdjflidj
Let op: 
Het kan ook zijn dat je anders werkwoordsvormen moet vervoegen (vdw, inf)

Slide 16 - Slide

De hardloper heeft altijd elke dag ................. (trainen), maar verschillende blessures ................ (maken) dat afgelopen week onmogelijk. NOTEER DE ONDERWERPEN

Slide 17 - Open question

De hardloper heeft altijd elke dag ................. (trainen), maar verschillende blessures ................ (maken) dat afgelopen week onmogelijk. NOTEER DE WERKWOORDSVORMEN

Slide 18 - Open question

De overheid ........... (kondigen) binnenkort nieuwe maatregelen aan, zodat de kans op corona verminderd ......... (tt). NOTEER DE ONDERWERPEN

Slide 19 - Open question

De overheid ........... (kondigen) binnenkort nieuwe maatregelen aan, zodat de kans op corona verminderd ......... (tt).

Slide 20 - Open question

Bijvoeglijk naamwoord afleiden van een voltooid deelwoord. 


Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Noteer het 1) het voltooid deelwoorden en 2) het bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord: VERMISSEN

Slide 23 - Open question

Noteer het 1) het voltooid deelwoorden en 2) het bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord: VERMISSEN

Slide 24 - Open question

Noteer het 1) het voltooid deelwoorden en 2) het bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord: BEHEERSEN

Slide 25 - Open question

Noteer het 1) het voltooid deelwoorden en 2) het bijvoeglijk naamwoord van het werkwoord: SLUITEN

Slide 26 - Open question

werkwoorden met vaste voorzetsels 

Je moet zinnen kunnen formuleren met werkwoorden. Je moet zelf het correcte voorzetsel toevoegen. 

Slide 27 - Slide

Ik heb mezelf ingeschreven ........ een curus Spaans. Vul het juiste voorzetsel in.
A
op
B
bij
C
voor
D
over

Slide 28 - Quiz

De leerlingen hebben een grote invloed ..... de sfeer in de klas.
A
op
B
bij
C
voor
D
over

Slide 29 - Quiz

De leerlingen moet samenwerken ............ elkaar.
A
van
B
bij
C
voor
D
met

Slide 30 - Quiz

Ik moet nog geld overmaken ........ mijn vrienden.
A
van
B
bij
C
naar
D
met

Slide 31 - Quiz

Je moet zinnen kunnen formuleren. Dat gaan jullie nu doen met behulp van oefentoets 3. 

Slide 32 - Slide