15-01-2024

15-01-2024
1 / 18
next
Slide 1: Slide
SpaansBeroepsopleiding

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

15-01-2024

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Vragen over het huiswerk
Bingo
Estudiar vocabulario oef. 8 t/m 12 + maken slide 23, 24,25, 26. ( 5,6,7,8)
WB:
p. 31, oef. 8 a/b, 9
p. 32, oef. 10, 11
Nieuw:
TB: p. 34, 35,ejs.14, 15: Me gusta el cine 
p.35, ej. 16a/b : ¿Cuándo es tu cumpleaños?

Slide 3 - Slide

¿Jugamos al bingo?

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden on te beschrijven 

Slide 6 - Slide

TB. p. 34 oef. 12 ¿ Él o ella?

1
2
3
4
5
6
Javier
Penélope
Los dos
Javier: 1,5,6
Penélope: 2,3
Los dos: 4
WB: Andere oefeningen van beschrijvingen : 8,9,10,11,18

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

¿Quién es Cristobal,  Enrique,
José Ángel y Alonso?

Slide 9 - Slide

Beschrijf deze mensen
Paul de Leeuw
Rob Kemps (Snollebollekes)

Slide 10 - Slide

WB:
p. 31, oef. 8 a/b, 9
p. 32, oef. 10, 11
WB: p. 32,oef. 11

Slide 11 - Slide

TB. p.34 oef. 14 Werkwoord: GUSTAR
 Me Gusta el cine
  • Gusta:
1. Het wordt gebruikt vóór een zelfstandig naamwoord in het enkelvoud (me gusta el cine).
of  
2. één infinitief (me gusta ver 
películas por internet) .
    


  • Gustan:
Het wordt gebruikt vóór een zelfstandig naamwoord in het meervoud ( me gustan las películas románticas).
  • Na me gusta/gustan met een zelfstandig naamwoord  volgt altijd een lidwoordel, la, los, las : Me gusta la música

Slide 12 - Slide

TB. p.34 oef. 14 Werkwoord: GUSTAR
 
Tabel invullen "iets leuk vinden of niet"
( No) Me gust......... el cine
                                       ver la tele
( No) Me gust.......... los actores españoles                                                      las  películas de terror

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

TB:p.35, Oef. 15 

- ¿Te gusta ....el café/ el vino/ viajar...?
- ¿ Te gustan... las fiestas.... 
      las  películas románticas?
  • .
  • Sí, mucho.
  • Bastante.
  • No.
  • No mucho.
  • No, nada

Usted
-¿Le gusta .....el café/ el vino/ viajar..?
- ¿ Le gustan... las fiestas....
      las películas románticas?
  • sí.
  • Sí, mucho.
  • Bastante.
  • No.
  • No mucho.
  • No, nada

Slide 15 - Slide

TB. p.35 , 16
¿CUÁNDO ES TU/SU CUMPLEAÑOS?
Bij een datum wordt het bepaald lidwoord gebruikt:
1 april: El uno de abril ( in Spanje)
             El primero de abril (in Latinoamérica)
WB: andere oefeningen met de maanden van het jaar oef. 14

Slide 16 - Slide

DEBERES
  • TB
p. 35,oef.16: ¿Cuando es tu cumpleaños? : leren de namen van de maanden
  • WB:
-p.32, oef. 12, 13a
- p.33, oef. 13b, 14 a/b
- p.35, oef.19.
- p. 37 Reglas y Sistemas + Test

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide