Les 3. Goed en kwaad

• Godsdienst
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 6

waar komt het kwaad vandaan?

artikel blz 24-25

Goed en kwaad

Leerdoelen

Welke ideeën heb jij over de oorsprong van het kwaad?

Wat is fysiek kwaad en wat is moreel kwaad?

Welke christelijke, islamitische en humanistische uitleg is er te geven op de vraag naar de oorsprong van het kwaad?

Waarden en normen

Waarden: ideeën of idealen die je wilt nastreven

Normen: regels die nodig zijn om de waarden te realiseren

Cultuurgebonden en persoonlijk

Waarden zijn redelijk cultuuronafhankelijk. 

Normen zijn juist sterk cultuurgebonden.

Aanleren van de moraal

Het geheel van normen en waarden noemen we moraal.

Moraal kan persoonlijk zijn, maar ook gemeenschappelijk.

Aan de hand van jouw moraal bepaal je wat je goed of niet goed vindt; de moraal bepaalt wat jij normaal vindt.

Het aanleren van het onderscheid tussen goed en kwaad is morele opvoeding

Morele opvoeding

Het trainen van je mededogen en het ontwikkelen van je geweten

Morele opvoeding

Het trainen van je mededogen en het ontwikkelen van je geweten

Je kunnen inleven in anderen. Ook wel empathie genoemd

De stem van 'het goede' in je hoofd

Stadia van morele ontwikkeling

Volgens Lawrence Kohlberg

vragen bij de tv opname

• Kun je leven met het idee dat moraal een illusie is?
• Zou jij je nog moreel goed gedragen als je wist dat moraal     puur en alleen een afspraak tussen mensen is?
• Wat is in jouw ogen de aard van kwaad of slechtheid?           Waar komt het vandaan?

www.eo.nl

 Tegen beter weten in: 

Aflevering 3. Goed en kwaad

Tijdstip vragen

1:35

6:28

7:18

9:03

Theodicee probleem

Theodicee probleem

Wil God het kwaad voorkomen maar kan Hij dat niet.

Dan is hij niet almachtig.

1

Kan Hij het wel, maar wil Hij het niet.

Dan is Hij kwaadwillig.

2

Kan Hij het wel en wil Hij het ook.

Waar komt dan het kwaad vandaan?

3

Kan Hij het niet en wil Hij het niet.

 Waarom zouden we Hem dan God noemen?

4

Het Theodicee probleem

Aanhangers van deze leerstelling zijn o.a Plantinga en C.S. Lewis.

afrondend

Aan de slag met de opdrachten van deze les

00:53

Wat betekent omnipotent?

1. Alziend
2. Alwetend
3. Almachtig
4. Alomtegenwoordig

02:04

Wat is nodig voor de vrijheid van de mens?

1. Dat de mens geen keuzes kan maken.
2. Dat de mens zelf keuzes kan maken.
3. Dat de mens zich realiseert dat hij in de matrix zit.
4. Dat God de keuzes maakt voor de mens.