Ik kan de volume bepalen met de onderdompelmethode
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2
This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Lesdoel:
Ik kan meetinstrumenten nauwkeurig aflezen
Ik ken de SI eenheden
Ik kan omrekenen
Ik kan de volume bepalen met de onderdompelmethode
Slide 1 - Slide
1.3 Meten( grootheden, eenheden en meetinstrumenten )
Net als bij een recept als je een taart bakt zijn er in de natuurkunde ook hoeveelheden.
Deze hoeveelheden hebben verschillende grootheden, en die grootheden hebben hun eigen symbool.
B.v. massa is m en volume is V.
Symbolen staan altijd schuin gedrukt.
Slide 2 - Slide
Meetinstrument
Om een grootheid te meten gebruik je een meetinstrument.
Voor massa gebruik je een weegschaal.
Volume een maatcilinder.
Temperatuur meet je met een thermometer.
Afstand met een liniaal of een rolmaat.
Tijd met een stopwatch of een klok.
Slide 3 - Slide
Eenheid
Elke grootheid heeft zijn eigen eenheid. Hierover zijn vaste afspraken gemaakt en die zijn vastgelegd in het Système International (SI). Deze moet je kennen.
m = 120 g
s = 20 km
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Voorvoegsels
Kleine of grote getallen schrijf je vaak op een andere manier. 1000 meter = 1 km. Het deel dat voor de meter staat is een voorvoegsel
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Meetinstrument kiezen
- Hoe nauwkeurig wil je meten?
- Hoe groot of klein wil je meten?
- Wat zijn de praktische omstandigheden?
Slide 9 - Slide
Nauwkeurigheid
Nauwkeurigheid hangt af van het schaaldeel. Een schaaldeel is de waarde tussen twee streepjes. Veel meetinstrumenten zijn digitaal. Dan lees je de meetwaarde in een venster. In het display staat hoe nauwkeurig het meetinstrument is.
Slide 10 - Slide
Meetbereik
Hoe groot of hoe klein je kunt meten is het meetbereik van een instrument.
Soms kan je de maten niet meten met een liniaal omdat het voorwerp niet een bekende vorm heeft. Dan maak je gebruik van de onderdompelmethode.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quiz
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quiz
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Open question
Slide 20 - Open question
Slide 21 - Open question
Slide 22 - Open question
Slide 23 - Open question
Slide 24 - Open question
Slide 25 - Open question
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
Slide 30 - Slide
Slide 31 - Slide
Slide 32 - Slide
Slide 33 - Slide
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Wat heb je vandaag geleerd?
Slide 37 - Mind map
Klaswerk / huiswerk
AFSPRAKEN HUISWERK:
Kies één van 2 manieren van huiswerk maken:
- Digitale methode
- In je schrift
Je maakt je huiswerk altijd de avond van tevoren af. Als je het in je schrift maakt moet je ook een fotootje in lessonup inleveren.