This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Nederlands
Welkom 2AHA!
Cursus 5 - Grammatica Woordsoorten
Slide 1 - Slide
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lesdoelen.
2. Herhaling vorige twee lessen (de basis van leerjaar 1 en voornaamwoorden).
3. Uitleg §6: Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord.
4. Klassikale check.
5. Tijd voor huiswerk.
6. Afsluiten.
Slide 2 - Slide
Je kunt onderscheid maken tussen de vier verschillende voornaamwoorden.
Je kunt het verschil tussen een zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord uitleggen en herkennen.
Lesdoelen
Slide 3 - Slide
Grammatica woordsoorten
Zinnen bestaan uit woorden. Die woorden kun je indelen in soorten. Je kunt van elk woord in een zin bepalen bij welke woordsoort het hoort. Zo ontdek je hoe een taal is opgebouwd.
Slide 4 - Slide
Zag je dat *onze* hond mij zijn riem kwam brengen?
Sleep het juiste voornaamwoord naar het vakje.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)
Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw)
Vragend voornaamwoord (vr. vnw)
Slide 5 - Drag question
*Wat* heb je allemaal gehoord op dat feestje?
Sleep het juiste voornaamwoord naar het vakje.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)
Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw)
Vragend voornaamwoord (vr. vnw)
Slide 6 - Drag question
Zag *je* dat onze hond mij zijn riem kwam brengen?
Sleep het juiste voornaamwoord naar het vakje.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)
Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw)
Vragend voornaamwoord (vr. vnw)
Slide 7 - Drag question
Wat heb je allemaal gehoord op *dat* feestje?
Sleep het juiste voornaamwoord naar het vakje.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
Persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw)
Bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw)
Aanwijzend voornaamwoord (aanw. vnw)
Vragend voornaamwoord (vr. vnw)
Slide 8 - Drag question
Zelfstandige werkwoorden
Een werkwoord is een woord dat je kunt doen: fietsen, leren, werken, eten.Maar een werkwoord kan je ook overkomen: vallen, struikelen, krijgen.
Als we weten wat er wordt bedoeld met een bepaald werkwoord, dan noem je dat een zelfstandig werkwoord.
Slide 9 - Slide
Koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoorden koppelen altijd een eigenschap aan het onderwerp in de zin. Ze zijn onderdeel van het naamwoordelijk gezegde (het onderwerp van de zin is of wordt iets).
We kennen de volgende koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
Jullie presentatieis[heel grappig].
Olivia wordt [snel boos].
Bart blijft de hele dag op zijn kamer.
Slide 10 - Slide
Hulpwerkwoorden
Let op: sommige werkwoorden hebben van zichzelf geen duidelijke betekenis: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen. Daarom 'helpen' deze woorden altijd een ander werkwoord. Dit is de reden dat we deze werkwoorden hulpwerkwoorden noemen.
Sommige opdrachten kunnen lastig zijn.
Vanavond zouden we pizza kunnen eten.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
Christiano Ronaldo verdiende vorig jaar 239 miljoen euro.
Benoem de woordsoort van het werkwoord 'verdiende'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
zelfstandig werkwoord (zww)
hulpwerkwoord (hww)
koppelwerkwoord (kww)
Slide 13 - Drag question
De Spaanse golfer Jon Rahm heeft vorig jaar 200 miljoen verdiend.
Benoem de woordsoort van het werkwoord 'geoefend'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
zelfstandig werkwoord (zww)
hulpwerkwoord (hww)
koppelwerkwoord (kww)
Slide 14 - Drag question
Max Verstappen is op plek 17 op de lijst van best verdienende sporters geplaatst.
Benoem de woordsoort van het werkwoord 'bleek'.
sleep de juiste woordsoort naar het vak hiernaast
zelfstandig werkwoord (zww)
hulpwerkwoord (hww)
koppelwerkwoord (kww)
Slide 15 - Drag question
Slide 16 - Video
Aan het werk
Optie A: Huiswerk voor de volgende les
Klaar?
Vooruitwerken
Wat?
Cursus 5, §6: Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord.
Havo: Opdracht 1 t/m 4.
Cursus 5, §12: Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord in samengestelde zinnen.
Vwo: opdracht 1 en 2
Waar?
In de online methode.
Werk alvast verder aan Cursus 5,
§8: Telwoord (blz. 220-221).
Kies zelf of je deze paragraaf in je boek of op je iPad maakt.
Lees het groene stukje theorie goed door voordat je aan de opdrachten begint!
Slide 17 - Slide
Je kunt onderscheid maken tussen de vier verschillende voornaamwoorden.
Je kunt het verschil tussen een zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord uitleggen en herkennen.
Lesdoelen
Slide 18 - Slide
Het woord 'kussen' kan zowel een zelfstandig naamwoord (mens/dier/ding) als een werkwoord zijn. Maak twee zinnen om dit verschil te laten zien:
Eén zin met 'kussen' als zelfstandig naamwoord en een één zin met 'kussen' als werkwoord.