This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
25 Jo-Ann
19 Tatiana
20 Thomas
21
Fleur
22
Semra
23
Cloë
24 Amber
13 Lisanne
14 Jennifer
15 Diede
16 Jeane
17 Loretta
18 Sila
7 Maila
8 Daphne
9 Liv
10 Julia
11 Jessica
12 Zehra
1Lars
2 Jamilla
3 Eline
4 Amber
5 Natalia
6
Docent
Bord
Klas 3K6
Slide 1 - Slide
25 Tim
26 Murat
27 Aisha
19
20
Miray
21
Finn
22 Silvan
23 Nehir
24 Ela
13 Mick
14 Pascal
15 Aybike
16 Pepijn
17 Thijs
18 Bram
7Wouter
8 Luca
9 Luna
10 Senna
11 Mike
12 Tolga
1
2 Luuk
3 Anthia
4 Miray
5 Cas
6 Bas
Docent
Bord
3k5 Nieuwe Klasopstelling 31/1
Slide 2 - Slide
Eerste 6 minuten lezen (boektitels doorgeven in Teams)
Toets nabespreken
Aantekeningen in je schrift
Samen opdracht LessonUp
Zelfstandig aan de slag
Scores oefentoets!
Verlengde instuctie:
Doel: jullie herkennen en begrijpen figuurlijk taalgebruik. Jullie kunnen de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek. Jullie kennen de betekenis van alle woorden uit deze paragraaf (blz.76)
timer
6:00
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Aantekening
* context is heel belangrijk
Doe jij mee met die proefles in de sportschool?
Doe jij mee met die proefles van het kookuurtje?
Slide 5 - Slide
Opdracht:
1.Joost is zo gek als een _______.
2.Mijn opa rookt als een _______.
3.Inge slaapt als een _______.
4. Herman liet hem vallen als een _______.
5.Marije stond te trillen als een _______.
6.Jeffrey voelde zich zo slap als een _______.
Vergelijkingen:
vaatdoek
rietje
ketter
deur
roos
baksteen
Slide 6 - Slide
Antwoorden
1.Joost is zo gek als een deur.
2.Mijn opa rookt als een ketter.
3.Inge slaapt als een roos.
4.Herman liet hem vallen als een baksteen.
5.Marije stond te trillen als een rietje.
6.Jeffrey voelde zich zo slap als een vaatdoek.
Slide 7 - Slide
Wat is letterlijk en figuurlijk taalgebruik?
Slide 8 - Open question
Wat is een voorbeeld van figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn kapper zit met haar handen in mijn haar.
B
De wedstrijd was onwijs spannend.
C
Onder de boom lag een dode vogel.
D
Ik zit met mijn handen in het haar.
Slide 9 - Quiz
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Mijn broer is een beer van een kerel.
B
In het bos is een beer gespot.
Slide 10 - Quiz
Welke zin is figuurlijk taalgebruik?
A
Er kwam geen kip in de winkel.
B
De winkel verkocht geen kip meer.
Slide 11 - Quiz
Wat is geen voorbeeld van figuurlijk taalgebruik
A
Het zag zwart van de mensen
B
Ik vond het maar een mager cijfer
C
Mijn moeder zegt dat ik dat niet moet doen
D
Dat is niet iets om over naar huis te schrijven
Slide 12 - Quiz
Opdracht: Bedenk zelf twee voorbeelden van figuurlijk taalgebruik
Voorbeelden die misschien door iemand verkeerd begrepen kunnen worden?
Zoek voorbeelden op www.spreekwoorden.nl over spreekwoorden en uitdrukkingen.
Noteer de voorbeelden in je schrift.
Slide 13 - Slide
Lezen, kernzinnen
Samen enkele vragen opdracht 2
Zelfstandig aan de slag H3 woordenschat, opdracht 1 en 2 in je schrift
Scores oefentoets?
Doel: jullie herkennen en begrijpen figuurlijk taalgebruik. Jullie kunnen de betekenis van uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek. Jullie kennen de betekenis van alle woorden uit deze paragraaf (blz.76)