Les 5_Diervoeding

Les 5: Diervoeding
1 / 32
next
Slide 1: Slide
GroenMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 7 videos.

Items in this lesson

Les 5: Diervoeding

Slide 1 - Slide

Programma
  • Zomerstekken controleren
  • Theorie
  • Specifieke diersoorten en hun voeding
  • Soorten voedermiddelen
  • Opdrachten uit je werkboek

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

0

Slide 6 - Video

Theorie
5. Voer
5. Voedsel

Lezen - vragen maken - test jezelf

Slide 7 - Slide

Specifieke diersoorten
Honden, katten en fretten 
Konijnen en knaagdieren
Vogels
Reptielen, amfibiën en vissen
Productiedieren

Hierna: Wat heb je nog onthouden uit de theorie van deze diergroepen?

Slide 8 - Slide

Honden, katten en fretten

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Slide

Konijnen en knaagdieren

Slide 11 - Mind map

Hoeveel voortanden heeft een konijn?

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Antwoord: 6!

Slide 14 - Slide

Vogels

Slide 15 - Mind map

Slide 16 - Slide

Reptielen, amfibieën en vissen

Slide 17 - Mind map

Slide 18 - Video

Opdracht
Bekijk de voedseldieren die de docent heeft meegebracht. Zoek op internet de naam van deze soort en aan welke dieren je ze kunt voeren. 

Maak de bakjes niet open! Ze leven nog!

Slide 19 - Slide

Productiedieren

Slide 20 - Mind map

Slide 21 - Video

Wat wordt hier uitgebeeld?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Opdrachten
Praktijkopdracht 2: Rantsoen bepalen (cavia, hamster, chinchilla)

Praktijkopdracht 2: Voerkaart maken (6 soorten voer)

Praktijkopdracht 1a: Kunstmelk maken voor lammeren

We verdelen de klas in 2 groepen. Na iedere opdracht draaien we door.

Slide 25 - Slide

theorie lezen en vragen maken
5. Voer
5. Voedsel

Niet af? huiswerk!

Slide 26 - Slide

Theorie voedingswaardes veehouderij

Slide 27 - Slide

VEM = staat voor Voeder Eenheid Melk. Het geeft de energie inhoud van een stof aan voor melkgevende koeien/schapen/geiten.

DVE = staat voor Darm Verteerbaar Eiwit. DVE is de maat voor de hoeveelheid eiwit die beschikbaar en verteerbaar is in de dunne darm

AS = Anorganische Stof  in het ruwvoer. (denk aan zand en steentjes.) Dit heeft invloed op de ruwvoerkwaliteit.

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Waaruit bestaat
AS (= Anorganische Stof)
A
Droge Stof en Organische Stof
B
Ruwe Celstof
C
Mineralen en grond
D
Ruw Eiwit en Ruw Vet

Slide 30 - Quiz

Welke van deze componeten behoren tot Organische Stof?
A
Ruw Vet Ruw Eiwit
B
Koolhydraten
C
Water
D
Mineralen

Slide 31 - Quiz

wat wil je liever een hoog op een laag gehalte aan "Ruw as"
in een graskuil.
A
Graag hoog! Dan heb je meer energie in je graskuil
B
Gemiddeld van alles een beetje
C
Zo laag mogelijk je kwaliteit gaat achteruit
D
Geen idee

Slide 32 - Quiz