What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Johan de Witt PRO - Nederlands thema Vervoer les 4
Nederlands thema Vervoer - les 4
Lesdoelen:
* Je herhaalt de woorden die je de vorige keer hebt geleerd.
* Je leert 3 nieuwe woorden.
* Je herhaalt de tegenwoordige en de verleden tijd.
* Je oefent met het herkennen van werkwoorden.
* Je herhaalt het onderwerp en de hoofdgedachte en oefent hiermee.
* Je oefent met het schrijven van blokletters.
* Je herhaalt de regels voor het inspreken van een voicemail en oefent hiermee.
1 / 51
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
This lesson contains
51 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nederlands thema Vervoer - les 4
Lesdoelen:
* Je herhaalt de woorden die je de vorige keer hebt geleerd.
* Je leert 3 nieuwe woorden.
* Je herhaalt de tegenwoordige en de verleden tijd.
* Je oefent met het herkennen van werkwoorden.
* Je herhaalt het onderwerp en de hoofdgedachte en oefent hiermee.
* Je oefent met het schrijven van blokletters.
* Je herhaalt de regels voor het inspreken van een voicemail en oefent hiermee.
Slide 1 - Slide
Welke woorden heb je de vorige keer geleerd?
Slide 2 - Open question
Moeilijke woorden - herhaling
Abonnement
Het bewijs dat je betaald hebt om ergens regelmatig gebruik van te maken.
Slide 3 - Slide
Moeilijke woorden - herhaling
Boete
Het geld dat je als straf moet betalen.
Slide 4 - Slide
Moeilijke woorden - herhaling
Chauffeur
Iemand die een wagen bestuurt, bijvoorbeeld een auto of bus.
Slide 5 - Slide
Moeilijke woorden - herhaling
Conducteur
Iemand die in een trein of tram de vervoersbewijzen controleert.
Slide 6 - Slide
Moeilijke woorden
Dienstregeling
De vaste tijden waarop treinen, trams of bussen rijden.
Slide 7 - Slide
Moeilijke woorden
File
Een lange rij met auto’s die stilstaan of langzaam vooruit gaan.
Slide 8 - Slide
Moeilijke woorden
Machinist
Iemand die een trein bestuurt.
Slide 9 - Slide
Moeilijke woorden
Ongeluk
Een onverwachte gebeurtenis die vaak schrik en soms pijn veroorzaakt.
Slide 10 - Slide
Moeilijke woorden
Het openbaar vervoer
Alle treinen, bussen en trams waar iedereen gebruik van kan maken.
Slide 11 - Slide
Moeilijke woorden
Het rijbewijs
Een bewijs dat je iets mag besturen, bijvoorbeeld een auto.
Slide 12 - Slide
Moeilijke woorden
De spits
De momenten van de dag dat het heel druk is in het verkeer.
Slide 13 - Slide
Moeilijke woorden
Het verkeer
Alle mensen, fietsen en voertuigen die op straat lopen of rijden.
Slide 14 - Slide
Moeilijke woorden
Het vervoersbewijs
Een bewijs dat je betaald hebt voor een reis, zoals een treinkaartje.
Slide 15 - Slide
Moeilijke woorden
Het vervoermiddel
Een middel waarmee jij je verplaatst.
Slide 16 - Slide
Moeilijke woorden
De vertraging
Als je door omstandigheden later aankomt dan normaal.
Slide 17 - Slide
Een onverwachte gebeurtenis die vaak schrik en soms pijn veroorzaakt.
A
Ongeluk
B
Dienstregeling
Slide 18 - Quiz
Een bewijs dat je iets mag besturen.
A
Abonnement
B
Rijbewijs
Slide 19 - Quiz
De momenten op de dag waarop het heel druk is in het verkeer.
A
Dienstregeling
B
Spits
Slide 20 - Quiz
Een onverwachte gebeurtenis die vaak schrik en soms pijn veroorzaakt.
A
Ongeluk
B
Dienstregeling
Slide 21 - Quiz
Iemand die een trein bestuurt
A
Machinist
B
Chauffeur
Slide 22 - Quiz
Een middel waarmee jij je verplaatst
A
Vervoersbewijs
B
Vervoermiddel
Slide 23 - Quiz
Ken je de klinkers nog?
Maak met iedere klinker één woord en stuur je antwoord op.
Slide 24 - Open question
Spelling & Grammatica - herhaling
Klinkers
Klinkers maak je in je mond:
A, E, I, O, U
Slide 25 - Slide
Spelling & Grammatica - herhaling
Medeklinkers
Medeklinkers maak je met je tong en je lippen.
B, C, D, F, G, H, J, K, L, M, N, P, Q, R, S, T, V, W, X, Z
Slide 26 - Slide
Spelling & Grammatica - herhaling
Tegenwoordige tijd
Een werkwoord vertelt je wat iets of iemand doet of wat er gebeurt.
Een werkwoord kan in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd staan.
De tegenwoordige tijd is de tijd van nu
.
Iets of iemand is op dit moment iets aan het doen.
De gebeurtenis is nog aan de gang.
Slide 27 - Slide
Spelling & Grammatica - herhaling
Verleden tijd
De verleden tijd is de tijd van vroeger.
Vroeger kan jaren geleden zijn, maar ook een minuut geleden.
De verleden tijd geeft aan dat een gebeurtenis al afgelopen is.
De verleden tijd is de tijd van vroeger
.
De jongen liep naar school.
Het stoplicht stond op rood.
Slide 28 - Slide
Kun je een zin maken in de tegenwoordige tijd?
Slide 29 - Open question
Kun je jouw zin nu in de verleden tijd zetten?
Slide 30 - Open question
Spelling & Grammatica
Werkwoorden
Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen:
Fietsen, lopen, spelen
Slide 31 - Slide
Weet jij nog een ander werkwoord?
Slide 32 - Open question
Spelling & Grammatica
Aan de slag!
Maak opdracht 4 van Spelling & Grammatica
Ben je klaar?
Werk verder in Studiemeter aan thema 5 Vervoer
Slide 33 - Slide
Lezen - herhaling
Het onderwerp
Het onderwerp van de tekst is waar de tekst over gaat.
Je kunt het onderwerp meestal in één woord opschrijven of vertellen.
Vaak vind je in de titel een aanwijzing voor het onderwerp.
Slide 34 - Slide
Lezen - herhaling
De hoofdgedachte
De hoofdgedachte van de tekst is wat de schrijver met de tekst wil zeggen.
Je kunt de hoofdgedachte van de tekst meestal in één zin opschrijven of vertellen.
Om de hoofdgedachte te kunnen opschrijven, moet je een tekst
grondig
lezen.
Dit betekent dat je de tekst helemaal leest, van het begin tot het einde.
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Slide
Slide 38 - Slide
Lezen
Opdracht 3
Lees tekst 3
grondig
door, en maak de opdrachten.
Ben je klaar?
Werk verder in Studiemeter aan thema 5 Vervoer
Slide 39 - Slide
Slide 40 - Slide
Schrijven
Opdracht 3
Maak opdracht 3.
Lees het formulier eerst goed door!
Denk tijdens het schrijven aan de blokletters!
Slide 41 - Slide
Spreken en luisteren - herhaling
Een voicemail inspreken
Als je opbelt, neemt er niet altijd iemand op.
Meestal kun je dan een bericht achterlaten.
Je moet dan een voicemail inspreken.
Soms is het inspreken van een voicemail lastig.
Bijvoorbeeld als je het niet had verwacht dat iemand niet op zou nemen.
Of als je niet goed weet wat je moet zeggen.
Slide 42 - Slide
Spreken en luisteren - herhaling
Een voicemail inspreken
... Er bestaan regels voor het inspreken van een voicemail:
Zeg eerst goedemorgen/goedemiddag/goedenavond
Vertel dan wat jouw voor- en achternaam is.
Vertel waarom je belt of voor wie je belt.
Laat jouw telefoonnummer achter als je teruggebeld wilt worden.
Sluit het bericht netjes af.
Slide 43 - Slide
Spreken en luisteren
Opdracht 3
Maak opdracht 3 van Spreken en luisteren
Slide 44 - Slide
Een lange rij met auto's die stilstaan of langzaam vooruit gaan.
Slide 45 - Open question
Het bewijs dat je betaald hebt om ergens regelmatig gebruik van te maken.
Slide 46 - Open question
De vaste tijden waarop treinen, trams of bussen rijden.
Slide 47 - Open question
Iemand die een trein bestuurt
Slide 48 - Open question
Hoe ging deze les?
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 49 - Poll
Wat heb je geleerd?
Slide 50 - Open question
Slide 51 - Slide
More lessons like this
Johan de Witt PRO - Nederlands thema Vervoer les 3
November 2024
- Lesson with
41 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Johan de Witt PRO - Nederlands thema Vervoer les 5
October 2021
- Lesson with
50 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Johan de Witt PRO - Nederlands thema Vervoer les 2
September 2021
- Lesson with
37 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Johan de Witt PRO - Nederlands thema Vervoer les 1
September 2021
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 2
Leerjaar 2 Nederlands Op weg naar 1F H5 moeilijke woorden les 2
August 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Leerjaar 2 Nederlands Op weg naar 1F H5 moeilijke woorden les 1
July 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
thema 5 - Hoofdstuk 1 moeilijke woorden
January 2023
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
thema 5 - H1 - moeilijke woorden les 1
September 2022
- Lesson with
33 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3