Grammatica - Gezegde

Gezegde
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Gezegde

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je leert het gezegde van een korte zin vinden.

Slide 2 - Slide

Zinnen
Zinnen bestaan uit zinsdelen.

persoonsvorm
onderwerp

Slide 3 - Slide

Gezegde
Bijzonder zinsdeel
Bestaat soms uit twee delen.

Slide 4 - Slide

Gezegde
Alle werkwoorden in de zin

Ik ga op mijn fiets naar school
!
De persoonsvorm is ook een werkwoord, die hoort altijd bij het gezegde!

Slide 5 - Slide

Gezegde
Alle werkwoorden in de zin

Ik ga op mijn fiets naar school
gez = ga
!
De persoonsvorm is ook een werkwoord, die hoort altijd bij het gezegde!

Slide 6 - Slide

Gezegde
Altijd één zinsdeel, ook als ze niet naast elkaar in de zin staan.

Mette heeft gisteren een blauwe rok gepast

Slide 7 - Slide

Gezegde
Altijd één zinsdeel, ook als ze niet naast elkaar in de zin staan.

Mette heeft gisteren een blauwe rok gepast
gez = heeft gepast

Slide 8 - Slide

Gezegde
Vertelt wat er in de zin gebeurt, of wat het onderwerp doet. 

Slide 9 - Slide

Mike wil deze winter zijn nieuwe snowboard gaan proberen.


pv = wil
ow =
gez = 

Slide 10 - Slide

Mike wil deze winter zijn nieuwe snowboard gaan proberen.


pv = wil
ow = Mike
gez = 

Slide 11 - Slide

Mike wil deze winter zijn nieuwe snowboard gaan proberen.


pv = wil
ow = Mike
gez = wil gaan proberen

Slide 12 - Slide

Het discofeest loopt een beetje uit.

pv = loopt
ow = 
gez = 

Slide 13 - Slide

Het discofeest loopt een beetje uit.

pv = loopt
ow = Het discofeest
gez = 

Slide 14 - Slide

Het discofeest loopt een beetje uit.

pv = loopt
ow = Het discofeest
gez = loopt uit

Slide 15 - Slide

Zinsdelen
Zinnen bestaan uit zinsdelen.

Persoonsvorm en onderwerp ken je al.
Het gezegde is ook een zinsdeel.

Slide 16 - Slide

Zinsdelen
Gezegde:
  • Het zijn alle werkwoorden in een zin
  • Zegt iets over wat er in de zin gebeurt
  • Is altijd één zinsdeel, ook als de werkwoorden niet naast elkaar staan

Slide 17 - Slide